Leerdoelen

  1. Noem de 3 basisonderdelen van een ribonucleotide.
  2. Noem 3 manieren waarop RNA verschilt van DNA.
  3. Noem de functie van elk van de volgende:
    1. tRNA
    2. mRNA
    3. rRNA

RNA is een enkelstrengs molecuul dat is opgebouwd uit bouwstenen die ribonucleotiden worden genoemd. Een ribonucleotide bestaat uit drie delen: een molecuul van de suiker ribose, een stikstofhoudende base, en een fosfaatgroep (Figuur \PageIndex{1}).

Figuur (\PageIndex{1}\): Een Ribonucleotide. Let op de fosfaatgroep aan de 5′ koolstof van de ribose en de stikstofhoudende base, in dit geval uracil, aan de 1′ koolstof.

Ribose is een geringde 5-koolstof suiker (figuur) die lijkt op deoxyribose, behalve dat hij een hydroxylgroep (OH) heeft op de 2′-koolstof. De stikstofhoudende basis zit vast aan de 1′ koolstof van de suiker en de fosfaatgroep is gebonden aan de 5′ koolstof. Tijdens de RNA-synthese wordt de fosfaatgroep van een nieuw ribonucleotide door het enzym RNA-polymerase aan de 3′-koolstof van een ribonucleotide gebonden.

Figuur (Pagina-index{2}): De 5-koolstofsuiker Ribose. Bij de productie van nucleotiden hecht de stikstofhoudende base zich aan de 1′ koolstof en de fosfaatgroep aan de 5′ koolstof. De eerste 4 afgebeelde koolstofgroepen vormen de eigenlijke ring van de suiker. De 5′-koolstof komt van de ring af.

Er zijn vier stikstofbasen in RNA: adenine, guanine, cytosine of uracil. Adenine en guanine staan bekend als purinebasen, terwijl cytosine en uracil bekend staan als pyrimidinebasen (figuur).

Figuur (\PageIndex{3}\): De vier stikstofhoudende basen in RNA: Adenine, Guanine, Cytosine, en Uracil. Adenine en guanine worden ook wel purine basen genoemd; cytosine en uracil worden ook wel pyrimidine basen genoemd. Elk ribonucleotide bevat een van deze vier basen.

Een fosfaatgroep (figuur (¹PageIndex{4}})).

Figuur (\PageIndex{4}\): Een fosfaatgroep

RNA verschilt op verschillende manieren van DNA. Ten eerste is RNA enkelstrengs, niet dubbelstrengs. In tegenstelling tot DNA-polymerasen zijn RNA-polymerasen in staat RNA-nucleotiden samen te voegen zonder dat daarvoor een reeds bestaande RNA-streng nodig is. Bovendien heeft RNA de base uracil in plaats van thymine. Uracil kan, net als thymine, een waterstofbrug vormen met adenine. Ook heeft RNA de suiker ribose in plaats van deoxyribose. Tenslotte zijn er drie functioneel verschillende typen RNA:

  • Boodschapper-RNA (mRNA): Boodschapper-RNA kopieert de genetische informatie in het DNA door complementaire basenparen en draagt deze “boodschap” naar de ribosomen waar de eiwitten worden geassembleerd.
  • Transfer RNA (tRNA): Transfer RNA’s pikken specifieke aminozuren op, dragen de aminozuren over aan de ribosomen, en voegen de juiste aminozuren in op de juiste plaats volgens de mRNA-boodschap.
  • Ribosomaal RNA (rRNA): Ribosomaal RNA en ribosomale eiwitten vormen de ribosomale subeenheden.
  • Andere RNA-transcripten: Een verscheidenheid van andere RNA-moleculen getranscribeerd uit het DNA zijn ook gevonden. Deze RNA-moleculen worden niet in eiwitten vertaald, maar vervullen veeleer een breed scala van directe genetische regulerende functies. Voorbeelden zijn antisense RNA’s, microRNA’s en riboswitch RNA’s.

RNA heeft de basis uracil in plaats van thymine in DNA.

Samenvatting

  1. RNA is een enkelstrengs molecuul dat is opgebouwd uit bouwstenen die ribonucleotiden worden genoemd.
  2. Een ribonucleotide bestaat uit 3 delen: een molecuul van de suiker ribose, een stikstofhoudende basis, en een fosfaatgroep.
  3. RNA verschilt op verschillende manieren van DNA: RNA is enkelstrengs, niet dubbelstrengs; in tegenstelling tot DNA-polymerasen zijn RNA-polymerasen in staat RNA-nucleotiden samen te voegen zonder dat daarvoor een reeds bestaande streng RNA nodig is; RNA heeft de base uracil in plaats van thymine, maar net als thymine kan uracil een waterstofbrug vormen met adenine; en RNA en heeft de suiker ribose in plaats van deoxyribose.
  4. Er zijn drie functioneel verschillende soorten RNA: boodschapper-RNA (mRNA), transfer-RNA (tRNA), en ribosomaal RNA (rRNA).
  5. Messenger RNA kopieert de genetische informatie in het DNA door complementaire basenparen en brengt deze “boodschap” naar de ribosomen waar de eiwitten worden geassembleerd.
  6. Transfer RNA’s pikken specifieke aminozuren op, brengen de aminozuren over naar de ribosomen, en voegen de juiste aminozuren op de juiste plaats in volgens de mRNA-boodschap.
  7. Ribosomaal RNA en ribosomale eiwitten vormen de ribosomale subeenheden.
  8. Er zijn ook diverse andere RNA-moleculen gevonden die van het DNA worden getranscribeerd, waaronder antisense RNA’s, microRNA’s, en riboswitch RNA’s. Deze RNA-moleculen worden niet in eiwitten vertaald, maar vervullen veeleer een groot aantal directe genetische regulerende functies.

Bijdragers en toeschrijvingen

  • Dr. Gary Kaiser (COMMUNITY COLLEGE OF BALTIMORE COUNTY, CATONSVILLE CAMPUS)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *