Moderne afhankelijkheid
Heden ten dage zitten arme landen gevangen in grote schulden die hen verhinderen zich te ontwikkelen. Tussen 1970 en 2002 heeft het Afrikaanse continent bijvoorbeeld $540 miljard aan leningen ontvangen van rijke landen – via de Wereldbank en het IMF. De Afrikaanse landen hebben $550 miljard van hun schuld terugbetaald, maar hebben nog steeds een schuld van $295 miljard. Het verschil is het resultaat van samengestelde interest. Landen kunnen zich niet concentreren op economische of menselijke ontwikkeling wanneer zij voortdurend schulden moeten afbetalen; deze landen zullen onontwikkeld blijven. Afhankelijkheidstheoretici geloven dat grote economische hulp niet noodzakelijkerwijs de sleutel is tot armoedebestrijding en ontwikkeling, maar dat schuldverlichting een effectievere stap kan zijn.
Bovendien beperken buitenlandse handel en handel vaak het vermogen van plaatselijke regeringen om de levensomstandigheden van hun bevolking te verbeteren. Deze handel komt vaak in de vorm van transnationale ondernemingen (TNC’s). De regeringen van arme landen nodigen deze TNC’s uit om in hun land te investeren in de hoop het land te ontwikkelen en de bevolking materieel voordeel te brengen. De tijd en energie van de arbeiders worden echter vaak gestoken in de productie van goederen die zij zelf niet zullen verbruiken. Zo zou een deel van het land in Kaapverdië kunnen worden beplant en geoogst om de plaatselijke bevolking te voeden, maar in plaats daarvan wordt het beplant met handelsgewassen voor buitenlandse valuta. Verse produkten worden regelmatig verkocht of veranderd in niet-bederfelijke produkten, zoals tonijn die wordt ingeblikt voor de export, in plaats van te worden geconsumeerd door de bevolking.