Het proces om wasafdrukken te maken is oorspronkelijk beïnvloed door batik, een Indonesische (Javaanse) methode om doek te verven met behulp van was-resistente technieken. Bij batik wordt de was gesmolten en vervolgens wordt er een patroon op de onbedekte stof aangebracht. Daarna wordt de doek in de kleurstof gedrenkt, die door de was wordt tegengehouden, zodat hij niet de hele doek bedekt. Als extra kleuren nodig zijn, wordt het was- en weekproces herhaald met nieuwe patronen.
Tijdens de Nederlandse kolonisatie van Indonesië raakten Nederlandse kooplieden en administrateurs vertrouwd met de batiktechniek. Dankzij dit contact kregen de eigenaars van textielfabrieken in Nederland, zoals Jean Baptiste Theodore Prévinaire:16 en Pieter Fentener van Vlissingen, tegen de jaren 1850, zo niet eerder, voorbeelden van batiktextiel en begonnen zij machinale drukprocessen te ontwikkelen die batik konden imiteren. Zij hoopten dat deze veel goedkopere machinaal vervaardigde imitaties de originele batiks op de Indonesische markt zouden kunnen overtreffen, door het uiterlijk van batik te bewerkstelligen zonder al het arbeidsintensieve werk dat nodig was om het echte te maken.
Prévinaire’s poging, onderdeel van een bredere beweging van industriële textielinnovatie in Haarlem, was de meest succesvolle. In 1854:16-17 had hij een Perrotine, de mechanische blokdrukmachine die in 1834 was uitgevonden door Louis-Jérôme Perrot, aangepast om in plaats daarvan aan beide zijden van het doek een hars aan te brengen:20 Deze mechanisch aangebrachte hars nam de plaats in van de was in het batikproces.
Een andere methode, die door verschillende fabrieken werd toegepast, waaronder die van Prévinaire:18,20 en van Vlissingen, maakte gebruik van de walsdruktechniek die in de jaren 1780 in Schotland was uitgevonden.
Helaas voor de Nederlanders slaagden deze imitatiestoffen met waslaag er niet in om de batikmarkt te veroveren. Naast andere obstakels misten de imitaties de kenmerkende wasgeur van de batikstof.:17-18
Beginnend in de jaren 1880,:47,50 ondervonden zij echter wel een sterke ontvangst in West-Afrika toen Nederlandse en Schotse handelsschepen de stoffen in die havens begonnen te introduceren. De aanvankelijke vraag werd wellicht gestimuleerd door de smaak voor batik die werd ontwikkeld door de Belanda Hitam, West-Afrikanen die tussen 1831 en 1872 uit de Nederlandse Goudkust werden gerekruteerd om dienst te doen in het Nederlandse koloniale leger in Indonesië. Veel leden van de Belanda Hitam trokken zich terug in Elmina, in het huidige Ghana, waar zij wellicht een vroege markt vormden voor Nederlandse imitatie batik.:41-46
Het succes van de handel in West-Afrika zette andere fabrikanten, waaronder Schotse, Engelse en Zwitserse fabrikanten, ertoe aan de markt te betreden.
De Nederlandse wasprenten integreerden zich snel in Afrikaanse kleding, soms onder namen als “Veritable Dutch Hollandais,” en “Wax Hollandais”. Vrouwen gebruikten de stoffen als een methode van communicatie en expressie, waarbij bepaalde patronen werden gebruikt als een gedeelde taal, met algemeen begrepen betekenissen. Veel patronen begonnen pakkende namen te krijgen. Na verloop van tijd werden de prints meer Afrikaans geïnspireerd, en tegen het midden van de twintigste eeuw werden ze ook Afrikaans eigendom. Ze begonnen ook te worden gebruikt als formele kleding door leiders, diplomaten, en de rijke bevolking.