“Ik denk dat het voor mensen de moeilijkste scène is om te accepteren,” zegt Mr. Condon over de scène. “Het zet je een beetje op afstand van hem.” Om het wantrouwen van het publiek te overwinnen, vertrouwt Condon op het personage van Kinsey’s vrouw, gespeeld door Laura Linney. “Je bekijkt het door haar ogen,” zegt hij, “haar afschuw en dan haar begrip voor het diepe gevoel van wanhoop.” Mr. Gathorne-Hardy, die commentaar gaf op verschillende versies van het script, was het er niet mee eens. “Daar was ik tegen,” zegt hij. “
Maar de meest controversiële scène in de film is Kinsey’s beruchte ontmoeting met een seksuele omnivoor, wiens geschiedenis van seksuele ontmoetingen met mannen, vrouwen, jongens, meisjes, dieren en familieleden 17 uur kostte om op te nemen. In Mr. Condon’s versie, loopt Wardell Pomeroy, een onderzoeksassistent gespeeld door Chris O’Donnell, walgend weg, Kinsey alleen latend om het monster onder ogen te zien die zijn weigering om te moraliseren over sex lijkt te hebben opgeroepen. Het was eigenlijk een andere medewerker van Kinsey die het er niet mee eens was (“Ik denk niet, om je de waarheid te zeggen, dat het Pomeroy ook maar iets had kunnen schelen,” zegt Mr. Gathorne-Hardy), maar de rest klopt.
De ontmoeting vond plaats in juni 1944, toen de pedofiel, naar verluidt een man genaamd Rex King, 63 jaar oud was. Voor en na de ontmoeting schreef Kinsey naar King, hem overredend om zijn gedetailleerde dagboeken van zijn seksuele uitspattingen, inclusief die met kinderen, op te sturen. Jones meldt dat Kinsey bijvoorbeeld op 24 november 1944 schreef: “Ik verheug mij over alles wat u stuurt, want ik ben er dan van verzekerd dat nog veel meer van uw materiaal bewaard wordt voor wetenschappelijke publicatie.” Kinsey publiceerde veel van King’s gegevens in “Sexual Behavior in the Human Male,” waar tabellen een samenvatting gaven van King’s pogingen om jongens tussen de leeftijd van 2 maanden en 15 jaar tot een orgasme te brengen, in sommige gevallen over een periode zo lang als 24 uur. Kinsey schreef de gegevens niet toe aan één bron, maar aan vele. Maar in 1995 ontdekte John Bancroft, die tot dit voorjaar directeur was van het Kinsey Instituut, dat alle gegevens afkomstig waren van King. In een artikel dat binnenkort verschijnt, suggereert Dr. Bancroft dat Kinsey King misschien heeft willen afschermen van de publieke aandacht.
De beschrijvingen zijn buitengewoon moeilijk te lezen. Toch heeft niemand er publiekelijk bezwaar tegen gemaakt — tot 1981, toen ze onder de aandacht kwamen van een onafhankelijke onderzoekster genaamd Judith Reisman.
Mrs. Reisman heeft een groot deel van de laatste twee decennia gewijd aan haar zaak tegen Kinsey. Zij is zelf een controversieel figuur: in 1991, nadat het Kinsey Instituut op sommige van haar beschuldigingen had gereageerd, klaagde zij haar aan wegens laster en smaad. Haar aanklacht werd verworpen. Met de steun van medepleiters, waaronder de radiopersoonlijkheid Dr. Laura Schlessinger, heeft Mevrouw Reisman onlangs geprobeerd een advertentie in Variety te plaatsen waarin zij Kinsey “een man die de verkrachting en marteling van honderden zuigelingen en kinderen produceerde en regisseerde” noemt. Ze zegt dat Variety het afwees; de publicatie wilde het niet bevestigen.
De heer Jones zegt dat Kinsey zich vergiste bij het gebruik van de gegevens, maar de heer Gathorne-Hardy noemt het onvermijdelijk. “Op een bepaalde manier was hij meedogenloos,” zegt hij, “en je zou bijna kunnen zeggen immoreel, althans niet conventioneel moreel. Als iemand seksuele informatie had die relevant was, zou Kinsey het gebruiken.” Ms. Riesman, van haar kant, zegt dat Kinsey’s actie als een criminele zaak moet worden beschouwd. “Als je kinderen verkracht,” zegt ze, “is het nog steeds een misdaad. En als je erom vraagt en als je het steunt, is het nog steeds een misdaad.” Ze beweert dat Kinsey met King bleef corresponderen tot 1954, en ze wijst erop dat Kinsey ook correspondeerde met Fritz von Balluseck, een Duitse pedofiel en voormalige nazi die terechtstond voor moord.