Een zwangere vrouw kan CMV doorgeven aan haar ongeboren baby. Het virus in het bloed van de vrouw kan de placenta passeren en de baby infecteren. Dit kan gebeuren wanneer een zwangere vrouw voor de eerste keer met CMV wordt besmet of tijdens de zwangerschap opnieuw met CMV wordt besmet.
Verzorgers en ouders van jonge kinderen
Mensen die veel contact hebben met jonge kinderen lopen een groter risico op CMV-besmetting, omdat jonge kinderen een veelvoorkomende bron van CMV zijn. Tegen de leeftijd van vijf jaar is één op de drie kinderen besmet met CMV, maar hebben ze meestal geen symptomen. CMV kan nog maanden na de besmetting aanwezig zijn in de lichaamsvloeistoffen van een kind.
De meeste mensen met CMV-infectie hebben geen symptomen en zijn zich er niet van bewust dat ze besmet zijn. Een vrouw die besmet is met CMV kan het virus tijdens de zwangerschap doorgeven aan haar baby in ontwikkeling.
Als ouder van een jong kind of als kinderverzorger kunt u mogelijk uw risico op het krijgen van CMV verkleinen door het contact met speeksel en urine van baby’s en jonge kinderen te beperken. Het speeksel en de urine van kinderen met CMV bevatten hoge hoeveelheden van het virus. U kunt voorkomen dat u het speeksel van een kind in uw mond krijgt door bijvoorbeeld geen voedsel, keukengerei of bekers met een kind te delen. Ook moet u uw handen wassen na het verschonen van een luier. Deze maatregelen kunnen het risico op het krijgen van CMV niet uitsluiten, maar kunnen de kans erop wel verkleinen.