Een lichaam is het fysieke materiaal van een persoon of organisme. Het wordt alleen gebruikt voor organismen die uit één deel of geheel bestaan. Er zijn organismen die veranderen van afzonderlijke cellen in hele organismen: bijvoorbeeld slijmzwammen. Voor hen zou de term “lichaam” het meercellige stadium betekenen. Andere toepassingen:
- Plantenlichaam
- Cellichaam: hier kan het worden gebruikt voor cellen zoals neuronen die lange axonen (zenuwvezels) hebben. Het cellichaam is het deel met de kern erin.
Het lichaam van een dode wordt ook wel een lijk of kadaver genoemd. De dode lichamen van gewervelde dieren en insecten worden ook wel kadavers genoemd.
Het menselijk lichaam heeft een hoofd, een hals, een romp, twee armen, twee benen en de geslachtsorganen van de liezen, die verschillen tussen mannen en vrouwen.
De studie van het lichaam is anatomie.
De studie van de werking van het lichaam is de fysiologie.
Hier volgen de namen van de lichaamsdelen van een vrouw en een man.
Het woord lichaam wordt soms ook op andere manieren gebruikt. Een meer is bijvoorbeeld een waterlichaam. De wetten over een onderwerp zijn een “lichaam van wet”.