Convoys

Convoy in Bedford Basin, Halifax, 1 april 1942.

Convoy in Bedford Basin, Halifax, 1 april 1942. National Archives of Canada, PA-112993.

Er zijn twee hoofdredenen om schepen in een konvooi te groeperen: ten eerste is een enkele groep van zo’n veertig dicht opeengepakte schepen over zo’n groot gebied als de Atlantische Oceaan moeilijker te lokaliseren dan meerdere, verspreid liggende vaartuigen. Bovendien is het aantal oorlogsschepen dat nodig is om een konvooi te beschermen natuurlijk veel lager dan wat nodig zou zijn als elk afzonderlijk schip zijn eigen escorte had.

Het konvooisysteem had zich tijdens de Eerste Wereldoorlog als een valabel concept bewezen. Toen de oorlog in september 1939 uitbrak, werd de scheepvaart per konvooi snel georganiseerd. Het eerste konvooi, HX-1, vertrok op 16 september vanuit Halifax voor een overtocht zonder problemen. Naarmate de oorlog vorderde, werden de konvooien steeds frequenter en groter. Het grootste van allemaal, HXS-300, bestond uit 167 schepen.

Groot Brittannië had een zeer breed scala aan goederen nodig. Troepen moesten overzee worden vervoerd, evenals allerlei militaire uitrusting – tanks, verschillende soorten voertuigen, brandstof, wapens. Voedsel, timmerhout, bouwmateriaal voor kazernes en grondstoffen voor de industrie kwamen ook per schip. Plus al die goederen die reeds voor de oorlog het voorwerp uitmaakten van een regelmatige handel tussen de Britse eilanden en Noord-Amerika.

Oproepbrieven van Trans-Atlantische Konvooien:
HX: snelle konvooien (9 knopen of meer) varend vanuit Halifax of New York
SC: langzame konvooien (minder dan 9 knopen) varend vanuit Sydney, Nova Scotia, Halifax of New York
ON: westwaarts varende konvooien van Groot-Brittannië naar Noord-Amerika
ONS: langzame westwaartse konvooien varend van Groot-Brittannië naar Noord-Amerika
Oproepbrieven van kustkonvooien:
BX: Boston naar Halifax
XB: Halifax naar Boston
SQ: Sydney naar Quebec City
QS: Quebec City naar Sydney
Cruising Order van het snelle konvooi HX-202, Augustus 1942. Bevat namen van schepen, landen waar ze zijn geregistreerd, lading en haven van bestemming.

Vaartuigbestelling van snel konvooi HX-202, augustus 1942. Bevat namen van schepen, landen van registratie, lading en haven van bestemming. Canadian War Museum, 19700068-008.

Konvooi-organisatie
Hoe sneller een schip de oceaan kan oversteken, hoe minder risico het loopt om door U-boten te worden gezien en aangevallen. Maar een konvooi kan niet sneller zijn dan het langzaamste lid. De vroegere konvooien waren te snel voor oudere schepen, die hun motoren moesten belasten om de andere vrachtschepen bij te houden. Bij het minste mechanische probleem moesten zij zich uit het konvooi terugtrekken, waardoor zij een gemakkelijk doelwit werden. Om dit probleem op te lossen werd een systeem met twee snelheden ingevoerd: snelle konvooien werden nog steeds in de haven van Halifax gevormd, maar vanaf 15 augustus 1940 hergroepeerden langzamere konvooien zich in Sydney. In 1941 vertrokken de snelle konvooien om de zes dagen en maakten de oversteek naar Groot-Brittannië in 13 of 14 dagen. Langzame konvooien vertrokken ook om de zes dagen, maar deden er tot 16 of 17 dagen over om de Atlantische Oceaan over te steken. Het ontmoetingspunt werd in september 1942 naar het zuiden verplaatst, naar New York.

De ongeveer veertig schepen waaruit een konvooi bestaat, liggen in een raster: er zijn negen kolommen, 920 meter uit elkaar, en in elke kolom vijf schepen, 550 meter uit elkaar. Schepen met gevaarlijke ladingen, zoals gas, brandstof, explosieven worden in het midden geplaatst, de positie die de meeste bescherming biedt tegen vijandelijke torpedo’s. Een konvooicommandant, in de meeste gevallen een gepensioneerde marine-officier, is aan boord van een van de koopvaardijschepen om indien nodig defensieve maatregelen te nemen en te zorgen voor coördinatie met de escorte.

De marine-autoriteiten kiezen de route, waarbij concentraties van U-boten worden vermeden, die kriskras door het noordelijk deel van de Atlantische Oceaan varen. Zodra het konvooi is uitgevaren, wordt het vergezeld door torpedobootjagers, korvetten en fregatten, die zich in de periferie opstellen. Een commandoschip gaat het konvooi voor, terwijl andere escorteschepen plaatsnemen op de flanken en achter het konvooi, om een scherm te vormen tegen onderzeeboten. De begeleidingsschepen moeten hun relatieve posities behouden terwijl zij zigzaggen om een zo breed mogelijk gebied te kunnen bestrijken met het ASDIC-detectiesysteem. Aan het eind van de route verlaten de koopvaardijschepen het konvooi in een vooraf bepaalde volgorde en varen verder naar hun eindbestemming, in Engeland, Schotland of Noord-Ierland.

Een gevaarlijke taak
Tussen 1939 en 1943 waren zelfs de meest extreme maatregelen van de geallieerden niet voldoende om een efficiënte bescherming tegen U-boot aanvallen te garanderen. Vaak betekende een explosie ’s nachts dat een koopvaardijschip was getroffen. De zeelui aan boord van die schepen waren zich terdege bewust van het gevaar van hun werk. Ze wisten dat ze doelwit waren van vijandelijke torpedo’s. Ze wisten ook dat sommige ladingen een zekere dood betekenden: een getorpedeerde tanker zou ontploffen, een vrachtschip met ijzererts zou zinken voordat de mannen een kans hadden om te ontsnappen.

Links:

  • Lees over het lot van koopvaardijschip Canonesa op de Canonesa, Convoy HX72 & U-100website

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *