Meer nieuwsbrieven
“Daar het primaatschap van de apostolische zetel berust op de titel van de gezegende Petrus, … mogen geen ongeoorloofde stappen worden ondernomen tegen deze zetel om zich zijn gezag toe te eigenen.”
Tijdens zijn pausdom veroordeelde Leo I ketters, overtuigde keizers om concilies bijeen te roepen, en negeerde vervolgens bepaalde uitspraken van die concilies – alles in een poging om de bisschop van Rome het onbetwiste hoofd van de kerk te maken. Maar het was een gesprek met de beruchte Attila de Hun en de Vandaal generaal dat zijn zaak waarschijnlijk het meest goed deed.
Niet meer “eerste onder gelijken”
Tegen de tijd dat de geschiedenis zich van Leo bewust is, was hij een trotse edelman van Romeinse of Tucsaanse afkomst. (Als paus verbood hij de verheffing tot bisschop van voormalige slaven, omdat “een dergelijke laagheid” de heilige dienst zou verontreinigen). Hij was een invloedrijk diaken die diep betrokken was bij burgerlijke en kerkelijke zaken, en hij verzette zich tegen ketterij. Leo overtuigde paus Celestus I om zijn pleidooi tegen de Nestorianen aan te horen, en hij hielp om paus Sixtus I’s vastberadenheid tegen de Pelagianen te versterken.
Tijdlijn |
||
Athanasius’ brief definieert Nieuwtestamentische canon | ||
Augustinus bekeert zich tot het christendom |
||
Leo I geboren |
||
Leo I sterft | ||
Doop van Clovis |
Zijn opvolging van het pausdom kwam “als vanzelfsprekend”.” In zijn troonrede liet hij een belangrijk thema van zijn bewind doorklinken: de voorrang van de “stoel van Petrus” boven alle andere bisschoppen.
“De standvastigheid die Christus de rots heeft gegeven aan hem die zelf tot rots is gemaakt, gaat over op zijn erfgenamen,” betoogde hij, “en waar hun standvastigheid verschijnt, is de macht van de Herder openbaar.” Leo liet de traditionele leer varen dat de bisschop van Rome “de eerste onder gelijken” was en verklaarde dat hij sprak als Petrus: “Gelooft, dat hij het zelf is, die wij in ons ambt vertegenwoordigen, die spreekt.”
Autoriteit van Petrus
Als paus bleef Leo ketterij bestrijden en tegelijkertijd zijn gezag uitbreiden. In 443 legde hij Hilary van Arles, die zich buiten de keizerlijke grenzen bevond, tucht op wegens te veel onafhankelijkheid, en in 445 verkreeg hij keizerlijke erkenning van zijn rechten binnen het keizerrijk: “Daar het primaat van de apostolische zetel berust op de titel van de gezegende Petrus, … mogen geen ongeoorloofde stappen worden ondernomen tegen deze zetel om zich het gezag ervan toe te eigenen.”
In de volgende jaren wist hij keizer Valentinianus III zover te krijgen dat hij burgerlijke straffen tegen de Manicheeërs afdwong. Evenzo begon de bisschop van Spanje op Leo’s verzoek de Priscillianen uit te roeien. Zijn belangrijkste zaak begon als een oproep van een monnik die ervan werd beschuldigd dat hij leerde dat Christus slechts een goddelijke natuur had – de Monofysitische ketterij.
Leo verwierp de monnik, Eutyches, in een lange brief (de “Tome van Leo”) en deed een beroep op keizer Marcianus – een oude vriend die net in functie was getreden – om een kerkelijk concilie bijeen te roepen. Meer dan 500 bisschoppen kwamen bijeen in Chalcedon, een voorstad van Constantinopel, in 453. Zij veroordeelden Eutyches en stelden de monofysieën aan de kaak.
Maar Canon 28 beviel Leo niet: het gaf de bisschop van Constantinopel de titel van “patriarch” en maakte zijn ambt ondergeschikt aan dat van de bisschop van Rome. Met de keizer in Constantinopel en de meeste christenen in het Oosten, was het volgens Leo niet meer dan normaal dat de invloed van de bisschop van Constantinopel zou toenemen. Leo weigerde eenvoudigweg de canon te erkennen.
Het hoofd bieden aan de veroveraars
In deze jaren brokkelde het keizerrijk in het Westen af, en “barbaarse” legers maakten gebruik van Rome’s zwakte. In 452, toen de Hunnen Rome bedreigden, ging Leo naar hun leider, Attila, “de gesel van God”, en overtuigde hem zich terug te trekken tot voorbij de Donau.
Toen drie jaar later de Vandaal generaal Gaiseric naar Rome marcheerde, raakten Romeinse soldaten in paniek, vermoordden de keizer en ontvluchtten de stad. Leo ontmoette Gaiseric en smeekte om genade. Hij merkte op dat de stad zonder slag of stoot was gevallen en dat er alleen burgers waren overgebleven. Hij vroeg de Vandaal de mensen niet af te slachten of hun huizen in brand te steken. Gaiseric luisterde zwijgend, spoorde toen zijn paard aan en riep over zijn schouder: “Veertien dagen plunderen.” Twee weken later hielden de Romeinen een plechtige dankdienst voor het feit dat de stad gespaard was gebleven.
Leo’s leiderschap in deze politieke crises hielp het lange proces op gang waardoor de bisschop van Rome de machtigste westerse figuur in de Middeleeuwen werd. Dit, tezamen met zijn krachtige streven naar leerstellige zuiverheid en bestuurlijke bekwaamheid, hebben ertoe geleid dat hij, met slechts twee andere pausen, “de Grote” wordt genoemd.