De boodschap van Johannes de Doper
(Matteüs 3,1-12; Marcus 1,1-8; Lucas 3.1-18)
19De Joodse autoriteiten in Jeruzalem stuurden enkele priesters en Levieten naar Johannes om hem te vragen: “Wie bent u?”
20Johannes weigerde niet te antwoorden, maar sprak zich openlijk en duidelijk uit en zei: “Ik ben niet de Messias.”
21 “Wie bent u dan wel?” vroegen zij. “Bent u Elia?”
“Nee, dat ben ik niet,” antwoordde Johannes.
“Bent u de Profeet?” vroegen zij.
“Nee,” antwoordde hij.
22 “Zeg ons dan wie u bent,” zeiden zij. “Wij moeten een antwoord teruggeven aan hen die ons gezonden hebben. Wat zegt u over uzelf?”
23 Johannes antwoordde door de profeet Jesaja te citeren:
“Ik ben ‘de stem van iemand die roept in de woestijn:
Maak een rechte weg voor de Heer om te reizen!
24De boodschappers, die door de Farizeeën waren gestuurd, 25 vroegen Johannes: “Als u niet de Messias bent, noch Elia, noch de profeet, waarom doopt u dan?”
26John antwoordde: “Ik doop met water, maar onder u staat degene die u niet kent. 27Hij komt achter mij aan, maar ik ben zelfs niet goed genoeg om zijn sandalen los te maken.”
28Dit alles gebeurde in Bethanië aan de oostzijde van de Jordaan, waar Johannes doopte.
Het Lam Gods
29De volgende dag zag Johannes Jezus naar zich toe komen en zei: “Daar is het Lam Gods, dat de zonde van de wereld wegneemt! 30Dit is degene over wie ik het had toen ik zei: ‘Er komt een man na mij, maar hij is groter dan ik, want hij bestond al voordat ik geboren was.’ 31Ik wist niet wie hij zou zijn, maar ik kwam dopen met water om hem bekend te maken aan het volk van Israël.”
32En Johannes gaf dit getuigenis: “Ik zag de Geest als een duif uit de hemel neerdalen en op hem blijven. 33Ik wist nog niet dat hij het was, maar God, die mij gezonden had om met water te dopen, had tegen mij gezegd: ‘Je zult de Geest zien neerdalen en op een man blijven; hij is het die doopt met de heilige Geest.’ 34 Ik heb hem gezien,” zeide Johannes, “en ik zeg u, dat hij de Zoon van God is.”