De Sovjet-Unie (USSR)

Sovjet-Unie, 1933De Unie van Socialistische Sovjetrepublieken (USSR) werd in november 1917 opgericht door de Bolsjewistische Partij. Onder leiding van Vladimir Lenin en, na 1923, van Josef Stalin, vestigden de bolsjewieken (later bekend als de communisten) de communistische heerschappij in het voormalige Russische Rijk na de beëindiging van een bittere burgeroorlog in 1921.

De Sovjet-Unie, zoals de nieuwe politieke entiteit werd genoemd, riep op tot een wereldwijde communistische revolutie in naam van de internationale arbeidersklasse en pleitte in haar propaganda voor de uiteindelijke verdwijning van nationale, culturele, religieuze, en economische verschillen. Aangezien van machtige elites niet kon worden verwacht dat zij vrijwillig de macht zouden opgeven, voorspelden de communisten een gewelddadige revolutie die deze klassen zou vernietigen. Als gevolg van deze voorspelling zagen de middenklasse samenlevingen in Europa en Noord-Amerika de Sovjet-Unie als een culturele en economische bedreiging.

De Sovjet-Unie in het Nazi Wereldbeeld

Hitler en de Nationaal Socialisten zagen het land van de Sovjet-Unie als een uitstekend vestigingsgebied voor toekomstige expansie op lange termijn van het Duitse “ras”. Zij definieerden het Sovjet systeem ook als de politieke uitdrukking van de expansie van het Joodse “ras”. Vanaf de oprichting van de nazibeweging in Duitsland werd de Sovjet-Unie afgeschilderd als een vijand waarmee een confrontatie onvermijdelijk was.

Tijdens de eerste zes jaar van het nazi-bewind werd de Sovjet-Unie in de nazi-propaganda hard aangepakt, en Hitler sprak in privégesprekken herhaaldelijk over een toekomstig conflict. Desondanks begon nazi-Duitsland in 1939 met een tijdelijke strategische politiek van samenwerking met de Sovjet-Unie. Deze tijdelijke ommekeer weerspiegelde Hitler’s tactische beslissing om zijn oostelijke flank veilig te stellen terwijl Duitsland Polen vernietigde en militair afrekende met Groot-Brittannië en Frankrijk.

Duits-Sovjetbetrekkingen, 1939-1941

Oost-Europa na het Duits-Sovjetpact, 1939-1940Het Duits-Sovjetpact, ook bekend als het Ribbentrop-Molotovpact naar de twee ministers van Buitenlandse Zaken die over het pact onderhandelden, bestond uit twee delen. Een economische overeenkomst, ondertekend op 19 augustus 1939, bepaalde dat Duitsland industrieproducten zou ruilen tegen Sovjet-grondstoffen. Nazi-Duitsland en de Sovjet-Unie ondertekenden ook een tienjarig niet-aanvalsverdrag op 23 augustus 1939, waarin elke ondertekenaar beloofde de ander niet aan te vallen.

Het Duits-Sovjet Pact stelde Duitsland in staat Polen op 1 september 1939 aan te vallen, zonder angst voor Sovjet-interventie. Op 3 september 1939 verklaarden Groot-Brittannië en Frankrijk, die vijf maanden eerder hadden toegezegd de grenzen van Polen te zullen beschermen, Duitsland de oorlog. Deze gebeurtenissen markeerden het begin van de Tweede Wereldoorlog.

Het niet-aanvalsverdrag van 23 augustus bevatte een geheim protocol dat voorzag in de verdeling van Polen en de rest van Oost-Europa in sovjet- en Duitse invloedssferen. In overeenstemming met dit plan bezette en annexeerde het Sovjetleger Oost-Polen in de herfst van 1939. Op 30 november 1939 viel de Sovjet-Unie Finland aan, wat leidde tot een vier maanden durende winteroorlog, waarna de Sovjet-Unie de Finse grensgebieden annexeerde, met name in de buurt van Leningrad. Met Duitse toegeeflijkheid stelde de Sovjet-Unie in de zomer van 1940 ook haar invloedssfeer in Oost-Europa veilig. De Sovjets bezetten de Baltische staten en namen de Roemeense provincies Noord-Bukovina en Bessarabië in.

Nadat de Duitsers Frankrijk in juni 1940 hadden verslagen, werkten Duitse diplomaten aan het veiligstellen van de Duitse banden in Zuidoost-Europa. Hongarije, Roemenië en Slowakije sloten zich in november 1940 aan bij de As-alliantie. In het voorjaar van 1941 nam Hitler zijn Oost-Europese bondgenoten mee in plannen om de Sovjet-Unie binnen te vallen.

De Duitse Invasie van de Sovjet-Unie

Invasie van de Sovjet-Unie Hitler had het Duits-Sovjet niet-aanvalspact altijd beschouwd als een tactische en tijdelijke manoeuvre. Op 18 december 1940 ondertekende hij Richtlijn 21 (codenaam Operatie Barbarossa), de eerste operationele order voor de invasie van de Sovjet-Unie. Vanaf het begin van de operationele planning waren de Duitse militaire en politionele autoriteiten van plan een vernietigingsoorlog te voeren tegen zowel de communistische staat als de Joden van de Sovjet Unie, die zij karakteriseerden als de “raciale basis” van de Sovjet staat.

Duitse troepen vielen de Sovjet Unie binnen op 22 juni 1941, minder dan twee jaar nadat het Duits-Sovjet Pact was ondertekend. Operatie Barbarossa was de grootste Duitse militaire operatie van de Tweede Wereldoorlog. Drie legergroepen, met meer dan drie miljoen Duitse soldaten, gesteund door een half miljoen troepen van Duitse bondgenoten (Finland, Roemenië, Hongarije, Italië, Slowakije en Kroatië), vielen de Sovjet-Unie aan over een breed front, van de Baltische Zee in het noorden tot de Zwarte Zee in het zuiden. Maandenlang had de Sovjetleiding geweigerd acht te slaan op waarschuwingen van de westerse mogendheden over de Duitse troepenopbouw. Duitsland kwam zo tot een bijna volledige tactische verrassing en de Sovjetlegers werden aanvankelijk overrompeld. Miljoenen Sovjet soldaten werden omsingeld, afgesneden van voorraden en versterkingen, en gedwongen zich over te geven.

Terwijl het Duitse leger diep in Sovjet grondgebied oprukte, volgden Einsatzgruppen de troepen en voerden massamoorden uit.

Einsatzgruppen

Tegen begin september 1941 hadden Duitse troepen de poorten van Leningrad in het noorden bereikt. Ze hadden Smolensk in het centrum en Dnepropetrovsk in het zuiden ingenomen. Duitse eenheden bereikten de buitenwijken van Moskou begin december. Maar na maanden van veldtochten was het Duitse leger uitgeput. Omdat ze een snelle ineenstorting van de Sovjet-Unie hadden verwacht, hadden de Duitse planners verzuimd hun troepen uit te rusten voor een winterse oorlogsvoering. Bovendien had de snelle Duitse opmars ertoe geleid dat de troepen hun bevoorradingslijnen te buiten gingen, die kwetsbaar waren door de grote afstanden (Moskou ligt bijna 1000 mijl ten oosten van Berlijn)

In december 1941 lanceerde de Sovjet-Unie een grote tegenaanval op het centrum van het front, waardoor de Duitsers in chaos uit Moskou werden teruggedreven. Pas weken later waren de Duitsers in staat om het front ten oosten van Smolensk te stabiliseren. In de zomer van 1942 hervatte Duitsland het offensief met een massale aanval naar het zuiden en zuidoosten in de richting van de stad Stalingrad aan de rivier de Wolga en naar de olievelden van de Kaukasus. Toen de Duitsers zich in september 1942 een weg vochten naar Stalingrad, had de Duitse overheersing van Europa haar verste geografische uitbreiding bereikt.

Het Oostfront, 1942-44

Tot aan de herfst van 1942 was het Duitse leger consequent overwinnaar. Europa lag onder Duitse heerschappij, van Frankrijk in het westen tot de Wolga in het oosten; van de poolcirkel in Noorwegen tot de kusten van Noord-Afrika. De slag om de stad Stalingrad bleek een beslissend psychologisch keerpunt, dat een einde maakte aan een reeks Duitse overwinningen in de zomer van 1942 en de lange terugtocht naar het westen begon die zou eindigen met de overgave van nazi-Duitsland in mei 1945.

Midden november 1942 lanceerde het Sovjetleger een massaal tegenoffensief tegen het Duitse Zesde Leger, zo’n 250.000 soldaten probeerden Stalingrad te veroveren in bittere gevechten van man tot man. De Sovjettroepen omsingelden de Duitse troepen en zetten ze in de val. Na nog eens zes weken van hevige gevechten, waarbij aan beide zijden zware verliezen vielen, gaven tussen 31 januari en 2 februari 1943 ongeveer 91.000 overlevende Duitse soldaten zich over.

Sovjet militaire opmars in Vitebsk Na de overwinning bij Stalingrad bleef het Sovjetleger in het offensief en bevrijdde in de loop van 1943 het grootste deel van Oekraïne en vrijwel geheel Rusland en Oost-Belorusland. In de zomer van 1943 probeerden de Duitsers bij Koersk, in Rusland, nog een offensief, maar werden zwaar verslagen door het Sovjetleger in wat nu beschouwd wordt als het militaire keerpunt aan het oostfront. In de zomer van 1944 lanceerden de Sovjets nog een groot offensief, waardoor de rest van Wit-Rusland en Oekraïne, het grootste deel van de Baltische staten en Oost-Polen werden bevrijd van de nazi-heerschappij. In augustus 1944 waren de Sovjettroepen de Duitse grens met Oost-Pruisen overgestoken. In januari 1945 bracht een nieuw offensief de Sovjet troepen naar de rivier de Oder, in Duitsland zelf, ongeveer 100 mijl van Berlijn.

Midden april 1945 lanceerde het Sovjet leger zijn laatste aanval op Nazi Duitsland, waarbij Wenen op 13 april werd veroverd en Berlijn op 21 april werd omsingeld. Op 25 april ontmoetten de Sovjet patrouilles de Amerikaanse troepen bij Torgau aan de rivier de Elbe in Midden-Duitsland, waardoor het land in tweeën werd gedeeld. Na meer dan een week van hevige gevechten in de straten van Berlijn, naderden Sovjet eenheden Hitler’s centrale commandobunker. Op 30 april 1945 pleegde Hitler zelfmoord. Berlijn gaf zich op 2 mei 1945 over aan de Sovjettroepen.

Sovjetsoldaten in de Sovjet-bezettingszone van Berlijn na de nederlaag van nazi-Duitsland.

De Duitse strijdkrachten gaven zich in het westen onvoorwaardelijk over op 7 mei en in het oosten op 9 mei 1945. Op 9 mei trok het Sovjetleger Praag binnen, de laatste grote stad die nog door Duitse eenheden bezet was. De westerse geallieerden riepen 8 mei 1945 uit tot Dag van de Overwinning in Europa (V-E Dag).

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *