computed tomography (CT) (tO-mog-ru-fE) Soms ook CAT-scan (computerized axial tomography) genoemd.
In beeld brengen van anatomische informatie uit een dwarsdoorsnede van het lichaam, waarbij elk beeld wordt gegenereerd door een computersynthese van röntgentransmissiegegevens die in veel verschillende richtingen in een bepaald vlak zijn verkregen.
De CT is in 1967 ontwikkeld door de Britse elektronica-ingenieur Godfrey Hounsfield en heeft een revolutie teweeggebracht in de diagnostische geneeskunde. Hounsfield koppelde röntgensensoren aan een computer en werkte een wiskundige techniek uit, algebraïsche reconstructie genaamd, om beelden samen te stellen uit transmissiegegevens. In 1973 nam de Mayo Kliniek de eerste machine in gebruik in de V.S. Vroege machines leverden digitale beelden op die minstens 100 maal zo helder waren als normale röntgenstralen. Nadien zijn de snelheid en de nauwkeurigheid van de machines nog vele malen verbeterd. CT-scans laten zowel bot als zachte weefsels zien, waaronder organen, spieren en tumoren. De kleur van het beeld kan worden aangepast om weefsels van gelijke dichtheid te accentueren, en met behulp van grafische software kunnen de gegevens van meerdere dwarsdoorsneden worden samengevoegd tot 3-D beelden. CT helpt bij de diagnose en bij chirurgie of andere behandelingen, waaronder bestralingstherapie, waarbij de effectieve dosering sterk afhankelijk is van de precieze dichtheid, grootte en plaats van een tumor.