Goedheid is een menselijke eigenschap. Het bestaat in de neiging om goed te doen en kwaad te vermijden. Goed en kwaad zijn twee tendensen in gedrag. Goed impliceert daden van edelmoedigheid jegens anderen, evenals het in praktijk brengen van een reeks waarden die als positief worden beschouwd: liefde, vriendschap, eerlijkheid, oprechtheid, enz. Het kwaad vertegenwoordigt juist het tegendeel, die handelingen die gekenmerkt worden door egoïsme, haat, leugenachtigheid of onverdraagzaamheid.
Ieder mens heeft, op zijn eigen manier, een idee over goedheid, zijn eigen criteria. Tegelijkertijd hebben zowel de moraal als filosofische discipline als verschillende religies hun eigen manier om goedheid te begrijpen.
Er zijn morele benaderingen die ervan uitgaan dat de mens van nature goed is. Dit is wat de filosoof Rousseau, die de stelling verdedigt van de natuurlijke goedheid van de mens en dat het kwaad het gevolg is van inadequate sociale structuren. Andere denkers denken het tegenovergestelde, zoals Hobbes, die het criterium aanhoudt dat de mens van nature geneigd is tot het kwade. De christelijke godsdienst is gebaseerd op het idee dat de mens geboren wordt met het kwaad, met de erfzonde, hoewel dit gecorrigeerd kan worden als hij de voorschriften van de Schrift in acht neemt en in praktijk brengt: de Tien Geboden, de Zaligsprekingen, de liefde en al die waarden die God wenselijk acht.
Hoe dan ook, het is uiterst moeilijk te preciseren wat goedheid is en nog moeilijker om het in praktijk te brengen. Laten we het met een voorbeeld bekijken. Wij hebben de neiging onze persoonlijke belangen te behartigen, omdat wij bepaalde behoeften moeten bevredigen. Er is dus een neiging tot egoïsme, en deze houding heeft een negatieve betekenis, omdat zij tegengesteld is aan goedheid. Dit conflict benadrukt de problematische component van goedheid.
Een andere moeilijkheid is de schijn van goedheid, want zelfs slechte mensen hebben een schijnbaar goed uiterlijk en gedrag nodig, omdat het een goed sociaal alibi is om een negatief moreel oordeel over hen te vermijden. Tegelijkertijd, als de goedheid buitensporig is ( denk aan iemand die alles deelt wat hij heeft ) is het duidelijk dat het een zeer waardevol gedrag is, maar tegelijkertijd onhaalbaar, onrealistisch en zeer uitzonderlijk.
Het wordt gewaardeerd dat goedheid een dubbel gezicht heeft. Wij hebben allemaal een tamelijk ruwe schatting van wat goed of slecht is, en parallel daaraan bestaat er geen overeenstemming over de ware aard ervan.
.