Diocletianus (245-ca. 313), voluit Gaius Aurelius Va lerius Diocletianus, was een Romeins keizer. Hij stelde de karakteristieke regeringsvorm voor het latere keizerrijk in, het Dominaat.
Diocletianus, die voordat hij keizer werd gewoon Diocles heette, was een Dalmatiër van eenvoudige komaf. Hij werd commandant van de lijfwacht van keizer Numerianus. Toen de keizer door zijn prefect werd vermoord, kozen de troepen in november 284 Diocletianus als opvolger om zijn meester te wreken.
Tegen begin 285 had Diocletianus alle tegenstand omzeild en was vastbesloten onmiddellijk stappen te ondernemen om een einde te maken aan de 50 jaar durende militaire anarchie (235-284), waarin 26 keizers de troon hadden bestegen en tal van onsuccesvolle pretendenten de troon hadden bestegen. Hij besloot daarom een man van zijn eigen leeftijd, zijn oude medesoldaat Maximianus, tot zijn caesar (aangewezen opvolger) te benoemen. De wijsheid van dit beleid werd onmiddellijk aangetoond door Maximianus’ militaire successen in Gallië, Duitsland en Noord-Afrika tussen 286 en 290. Diocletianus controleerde intussen de Donau en de oostelijke grenzen. Zijn tevredenheid over de regeling bracht hem ertoe Maximianus in 286 te verheffen tot de rang van augustus, of coemperor.
Consolidatie van het Rijk
In 293 breidde Diocletianus het systeem van gezamenlijk leiderschap uit en formaliseerde het door de instelling van de zogenaamde tetrarchie. Hij en Maximianus adopteerden respectievelijk Galerius en Constantius (I) Chlorus als hun caesars en assistenten, en elke jonge man werd overgehaald van zijn vrouw te scheiden en de schoonzoon van zijn augustus te worden. Maximianus kreeg het algemene toezicht over het Westen (prefectuur van Italië) met hoofdkwartier in Milaan; Constantius had speciale verantwoordelijkheid in Gallië en Brittannië en Galerius in de Balkan (Illyrium). Diocletianus had de algemene leiding over het Oosten met het hoofdkwartier in Nicomedia (het huidige Izmir, Turkije), maar ook de anderen beschouwden hem als hun meerdere en leidsman.
Diocletianus’ vernieuwing bleek een militair succes: in 296 gaf Constantius Brittannië, dat zich bijna tien jaar eerder had afgesplitst, terug aan het keizerrijk; Maximianus zegevierde over Moorse opstanden in 297; en Diocletianus onderdrukte opstanden in Egypte in 295 en 297. Galerius hield met succes de Danubische grens in handen, en in 297 versloeg hij Narses I van Perzië zo grondig dat voor dat gebied meer dan 50 jaar vrede werd bereikt.
Romeins bestuur en leger
In de loop van de derde eeuw waren de gouverneurs van de grotere provincies van het rijk herhaaldelijk rivaliserende aanspraken op de troon geworden. Diocletianus trachtte dit gevaar te keren door de provincies op te splitsen in veel kleinere eenheden – het aantal steeg van minder dan 50 tot ruim 100 – en binnen deze eenheden werden civiele en militaire administraties zorgvuldig gescheiden. De kleinere eenheden bevorderden zorgvuldiger en persoonlijker bestuurlijk en juridisch werk door de gouverneurs en bevorderden de keizerlijke stabiliteit, maar de daaruit voortvloeiende wildgroei van bureaucratische machinerieën leidde tot een zware belasting van de economie.
Diocletianus begon ook met het systematiseren van een nieuwe organisatie van het leger, waarbij de tendensen die de voortdurende 3d-eeuwse oorlogsvoering had teweeggebracht, werden geformaliseerd. De oude legioenen, nu sedentair en in feite een militie van boeren, werden langs de grenzen gestationeerd om de eerste schok van een aanval van buitenaf op te vangen. Nieuwe, mobiele en veel kleinere legioenen (1.000 tot 1.500 man, in tegenstelling tot de oude 6.000) werden gestationeerd in garnizoenssteden om de grenstroepen te ondersteunen. Diocletianus ontwikkelde ook het gebruik van bereden troepen en begon met de organisatie van speciale ruitertroepen, de comitatenses, of vrienden van de keizer, om als keizerlijke lijfwacht te dienen. Door dit alles nam de omvang van het leger toe van ongeveer 400.000 tot ongeveer 500.000 man. Het verhoogde ook de financiële lasten van de staat, hoewel de grenstroepen ongetwijfeld grotendeels in hun eigen onderhoud voorzagen.
Financiële hervormingen
Diocletianus ondernam een ambitieus bouwprogramma, dat onder meer de enorme Thermen van Diocletianus in Rome en zijn rustpaleis in Spalato (het huidige Split) in Dalmatië omvatte, en hij moedigde ook zijn collega’s aan om openbare werken te sponsoren. Dit programma, samen met de eisen van de bureaucratie en het leger, legde een zware druk op de financiën van het rijk, en Diocletianus ondernam een volledige hervorming van de belastingstructuur om aan deze behoeften te voldoen. Zijn nieuwe systeem was gebaseerd op de vaststelling van eenheden van ongeveer gelijke waarde van land of van levende wezens: dat wil zeggen, de eenheid van land (een jugum) kon gelijk zijn aan 20 acres eersteklas ploegland, 5 acres wijngaard, of 225 olijfbomen; of de eenheid van hoofd (caput) kon gelijk zijn aan de arbeid van een man, twee vrouwen, of de verkoopwaarde van een bepaald aantal dieren. De waarde van de rijkdommen van het land moest periodiek worden vastgesteld; en de keizer en zijn adviseurs konden dan, nadat zij de nationale begroting hadden vastgesteld, elk jaar het belastingtarief per jugum en caput vaststellen.
Een gestage devaluatie van de muntslag gedurende de derde eeuw had alle vertrouwen van het publiek in het monetaire systeem ondermijnd. Diocletianus stelde een volledige munthervorming in, en er werd een uniforme munteenheid voor het hele rijk ontworpen. Het schijnt, hoewel de details onduidelijk zijn, dat deze hervorming de prijzen de hoogte in joeg, waarschijnlijk omdat veel van de oude munten nog in omloop waren en nu verdacht waren. In ieder geval dwong de wanhopige situatie van soldaten en bureaucraten, die een vast salaris ontvingen, Diocletianus in 301 om een edict uit te vaardigen waarin maximumprijzen werden vastgesteld voor bijna elk denkbaar artikel en dienst in het hele rijk. De straf voor niet-naleving was de dood. De doeltreffendheid van de maatregel schijnt teleurstellend te zijn geweest en de noodzaak kort. De overgebleven fragmenten van het edict zijn van onschatbare waarde voor het berekenen van de levensstandaard in de Romeinse wereld.
Het Hof
Diocletianus had vele jaren in het Oosten gewoond en gevochten, en hij had waargenomen dat de afgezonderde oosterse potentaten veel minder vaak het slachtoffer werden van hun onderdanen dan de meer democratische Romeinen. Daarom besloot hij, hoewel hij zelf een man van eenvoudige smaak was, de troon te omringen met alle attributen van een oosterse monarchie. Hij verscheen zelden in het openbaar, maar wanneer hij dat deed was dat met diadeem, koninklijk purper en gewaden geborduurd met goud. Dit werd ondersteund door een beroep op religie. Diocletianus werd beschouwd als de bijzondere woordvoerder op aarde van Jupiter, de koning der goden, en hij nam de bijnaam “Jovius” aan; Maximianus werd “Herculius” als vertegenwoordiger van Hercules, de ijverige zoon en helper van Jupiter, en die, als weldoener van de mensheid, een nauwe wedloop met Christus voerde om de trouw van de Romeinse massa’s.
Betrekkingen met de christenen
Het grootste deel van zijn bewind was Diocletianus tolerant tegenover dissidente religieuze sekten, waaronder de christenen. Maar sommige Romeinen, vooral Galerius, vonden dat de christenen Diocletianus ondermijnden in zijn poging de religieuze basis van zijn regering te benadrukken om de staat te versterken. In 303 werd Diocletianus er uiteindelijk toe overgehaald een edict uit te vaardigen dat christelijke kerken, bijeenkomsten en heilige boeken verbood. Dit verbod werd spoedig gevolgd door twee branden van mysterieuze oorsprong in het paleis van de keizer in Nicomedia, die waarschijnlijk de noodzaak van nog drie edicten deden vermoeden, die geleidelijk aan strenger werden. Deze edicten werden echter op zeer ongelijke wijze nageleefd; alleen in het domein van Galerius werden zij streng gehandhaafd.
Diocletianus’ aftreden
In 303 bezocht Diocletianus Rome voor het eerst om zijn twintigjarig keizerschap te vieren. Het jaar daarop leed hij aan een zeer ernstige ziekte, waarschijnlijk een beroerte, die hem ervan schijnt te hebben overtuigd dat het de hoogste tijd was om de teugels van de regering over te dragen aan de Caesars. Op 1 mei 305 deed hij daarom in Nicomedia afstand van de troon, en Maximianus deed dat volgens afspraak tegelijkertijd in Milaan. Galerius en Constantius Chlorus werden verheven tot de rang van augusti, terwijl Flavius Valerius Severus caesar werd in het Westen en Maximin Daia in het Oosten.
Diocletianus trok zich terug in het paleis dat hij voor zichzelf had klaargemaakt in Spalato. Daar hield hij zich bezig met zijn groentetuin en weigerde hij terug te keren op het politieke toneel, behalve voor een korte vredesconferentie in 308 tussen zijn ruziënde opvolgers. Hij stierf in Spalato, waarschijnlijk in 313.
Verder lezen
De meest uitgebreide en grondige beschrijving van Diocletianus en zijn regering is in het Frans. In het Engels zijn er adequate verslagen in de Cambridge Ancient History, vol. 12 (1939), en in A. H. M. Jones, The Later Roman Empire, 284-602 (2 vols., 1964). □