De eenvoudige definitie van Elizabethaans theater en drama is dat het gaat om drama dat geschreven is tijdens de regeerperiode van Elizabeth I, maar dat is absurd simplistisch: Elizabethaans drama is veel meer dan dat.
Koningin Elizabeth I van Engeland en Ierland regeerde van 1558 tot 1603, in de tijd dat de Europeanen zich begonnen te ontworstelen aan de culturele beperkingen die door de middeleeuwse kerk werden opgelegd. Grote denkers in heel Europa wendden moedig hun blik af van het aangezicht van God en richtten deze op de geest, de vorm en de ideeën van de mens in een enorme humanistische beweging. In plaats van de vlakke, tweedimensionale veronderstellingen over het leven, God, de planeet en het universum zelf die de Kerk voorstond te aanvaarden, stelden zij deze veronderstellingen ter discussie. Dit leidde tot een bloei van nieuwe percepties op elk gebied van het menselijk streven – kunst, muziek, architectuur, religie, wetenschap, filosofie, theater en literatuur. Kunstenaars, componisten, wetenschappers en schrijvers keken verder terug dan de duisternis van veertien eeuwen en lieten zich inspireren door de humanistische kwaliteiten in de Grieks-Romeinse cultuur.
Een Elizabethaans theater – de thuisbasis van Elizabethaans drama
De Renaissance bloeide in heel Europa, maar had verschillende accenten in de verschillende Europese culturen – het was bijvoorbeeld religie en filosofie in Duitsland; kunst, architectuur en beeldhouwkunst in Italië. En in Engeland was het Elizabethaans theaterdrama. Gedurende de hele Middeleeuwen was het Engelse toneel religieus en didactisch geweest. Toen Elizabeth op de troon kwam, waren de meeste toneelstukken die aan het publiek werden aangeboden mirakelspelen, waarin in grove dialoog verhalen uit de Bijbel en de levens van heiligen werden opgevoerd, en de moraliteitsspelen, waarin door middel van allegorische actie lessen werden geleerd voor de begeleiding van het leven. Het waren voornamelijk drama’s over God, niet over mensen.
Toen Elizabeths bewind ten einde liep, waren er meer dan twintig theaters in Londen, die allemaal meerdere toneelstukken per week draaiden – toneelstukken die seculier van aard waren, en over mensen gingen. Dat betekende een complete revolutie in het theater, en maakt het Elizabethaanse theater anders. Wat er in die tijd veranderde was dat het theater een plaats werd waar mensen naartoe gingen om te zien, geen gedramatiseerde lezingen over goed gedrag, maar een weerspiegeling van hun eigen geest en dagelijkse interesses. Ze wilden lachen en huilen – ontroerd worden, niet door goddelijke bespiegelingen, maar door mensen die goede en slechte dingen deden, net als zijzelf – liefhebben en moorden, stelen, bedriegen, zich opofferend gedragen, in de problemen komen en zich nobel gedragen: kortom, net zo menselijk zijn als zijzelf.
Dit nieuwe Elizabethaanse toneel trok schrijvers van groot kaliber aan, die zichzelf gewoon als ambachtslieden beschouwden – op dezelfde manier als kuipers of wagenmakers dat deden, en niet als ‘grote schrijvers’, zoals wij tegenwoordig over hen denken. Maar toch zijn de meeste toneelschrijvers van Elizabethaans Engeland in de vier eeuwen na die tijd niet geëvenaard. Er was veel geld te verdienen met deze enorme nieuwe honger naar toneelstukken, en goede toneelschrijvers die hun kaarten goed uitspeelden en goede contacten legden – zoals Shakespeare deed – werden rijk.
Dus als we vanuit de eenentwintigste eeuw terugkijken naar Elizabethaans toneel, wat zien we dan? We zien, voor het eerst, toneelvoorstellingen van de menselijke ervaring. We zien daden van grote edelmoedigheid door helden met gebreken – een groot thema van de Griekse tragedie – geperfectioneerd door Shakespeare in stukken als Hamlet, Macbeth, King Lear enz. We zien mensen op hun gemeenste niveau; we zien psychologische studies van het menselijk karakter, zoals de psychopathische Iago in Othello; we zien de verkenning van de diepste menselijke emoties, zoals liefde in Romeo en Julia en Antonius en Cleopatra. Hoewel de meeste toneelstukken uit de Elizabethaanse periode een onderliggend christelijk uitgangspunt hebben, zijn ze vanwege de cultuur van de tijd waarin ze werden geschreven in wezen humanistisch – in overeenstemming met de Renaissance-geest van die tijd.
In het Elizabethaanse drama zien we, omdat het over mensen gaat en niet over God, veel humor. Ook hier is de humor, naar het voorbeeld van de Griekse komedies, geperfectioneerd door mensen als Shakespeare en Ben Jonson met hun gedenkwaardige komische personages en hun satirische kijk op hun eigen tijd, maar ook met luchtige sociale komedies. In Shakespeare’s stukken is er zelfs in de donkerste stukken humor, zoals de veelvuldige ‘lach’-regels in Hamlet. Shakespeare vond min of meer een vorm van drama uit die alle genres vermengde, zodat zijn tragedies komische elementen bevatten, zijn komedies tragische elementen, en zijn geschiedenissen beide. In het geval van Shakespeare gaf de wind van de Renaissance hem de vrijheid om alle aspecten van de mens in zijn toneelstukken te weerspiegelen, en hij schreef toneelstukken die niet alleen vierhonderd jaar hebben standgehouden, maar die in die tijd zeer zelden (of helemaal niet) zijn overtroffen.
Tegen het einde van Elizabeths regering ontwikkelden toneelschrijvers nieuwe thema’s en technieken die leidden tot het kenmerkende Jacobeaanse theater met zijn meer korstige, gewelddadige stukken die zich richtten op het vermogen van de mens tot egoïsme, gedramatiseerd in diepgaande voorstellingen van ambitie en de effecten daarvan.