Het gevoel van een individu tot een bepaalde etnische groep te behoren.
Het bijvoeglijk naamwoord etnisch is afgeleid van het Griekse zelfstandig naamwoord ethnos, dat ras, volk, natie en stam betekent. Hoewel de moderne term een engere connotatie heeft en in de eerste plaats mensen aanduidt, zijn er nog steeds overblijfselen van de oudere, meer omvattende betekenis, met name in soorten discours waar de begrippen ras en nationaliteit door elkaar worden gebruikt. De zaak wordt nog ingewikkelder wanneer het begrip identiteit wordt geïntroduceerd, want strikt genomen is iemands identiteit een optelsom van essentiële attributen, en etniciteit is, zoals onderzoekers hebben beweerd, niet noodzakelijkerwijs een essentieel attribuut van persoonlijke identiteit.
Als een persoon volwassen wordt, ondergaat zijn of haar perceptie van etniciteit een ingrijpende transformatie. Deze transformatie gaat samen met de cognitieve ontwikkeling. Bijvoorbeeld, zoals Frances Aboud en Anna-Beth Doyle verklaren (Aboud and Doyle, 1983), in de cognitieve ontwikkelingsfase die Jean Piaget pre-operationeel noemde (tussen 2 en 7 jaar), vertonen kinderen een sterke neiging zich te identificeren met een groep die zij als de hunne beschouwen,
terwijl zij die als anders worden gezien, afwijzen. Bij het begin van de operationele fase worden kinderen, die nu in staat zijn rationeel te denken, over het algemeen toleranter ten opzichte van “anderen” en tonen zij ook empathie en begrip ten opzichte van kinderen die als anders worden beschouwd. Deze bevinding toont aan dat de ontwikkeling van het etnisch bewustzijn weliswaar verband houdt met de cognitieve ontwikkeling, maar niet de intellectuele groei van het kind weerspiegelt. Naarmate de cognitieve rijping vordert, wordt etniciteit, die aanvankelijk wordt ervaren als een beeld, of een reeks fysieke attributen, een mentale constructie die taal, gewoonten, culturele feiten en algemene kennis over de eigen etnische groep omvat. Zo wordt voor een vierjarig Mexicaans-Amerikaans kind de etnische identiteit gevormd op basis van zijn of haar herkenning van bepaalde fysieke kenmerken (Bernal, Knight, Ocampo, Garza, Cota, 1993). Later, als de persoon zich bewust wordt van etniciteit als een idee, wordt etnische identiteit ervaren als een innerlijke kwaliteit, of, zoals Aboud en Skerry opmerken in een onderzoek waarin etnische zelfperceptie in kleuterschool, tweede klas en universiteitsstudenten werd vergeleken (Aboud en Skerry, 1983), interne attributen vervangen externe attributen als de determinanten van etnische identiteit.
Een sterk gevoel van etnische identiteit kan iemands gevoel van eigenwaarde beïnvloeden, en het kan ook leiden tot gevaarlijke, potentieel gewelddadige, waanideeën, zoals het idee van de “superioriteit” van een bepaald ras (b.v, de nazi-mythe van een “Arisch” ras) of een etnische groep die genocide rechtvaardigt. Voor sommige mensen is etnische identiteit een nauwelijks erkend feit in hun leven, terwijl het voor anderen van invloed is op hoe ze zich kleden, spreken, waar ze naar school gaan, wat ze eten, en met wie ze trouwen.
Zoran Minderovic
Volgende lectuur
Aboud, Frances E., en Anna-Beth Doyle. “De vroege ontwikkeling van etnische identiteit en attitudes.” In Etnische Identiteit: Formation and Transmission among Hispanics and Other Minorities, onder redactie van Martha Bernal en George P. Knight. Albany: State University of New York Press,(1993): 47-59.
Aboud, Frances E., and Shelagh A. Skerry. “Self and Ethnic Concepts in Relation to Ethnic Constancy. Canadian Journal of Behavioural Science 15, no. 1, (1983): 14-26.
Alba, Richard D. Ethnic Identity: The Transformation of White America. New Haven: Yale University Press, 1990.
Bernal, Martha E., George P. Knight, Katheryn A. Ocampo, Camille A. Garza, and Marya K. Cota. Ethnic Identity: Formation and Transmission among Hispanics and Other Minorities. Albany: State University of New York Press, 1993.
Erikson, Erik. Identity, Youth and Crisis. New York: W.W. Norton, 1968.
–. Identiteit en de levenscyclus. New York: W.W. Norton, 1980.
Hall, Thomas D., Christopher Bartalos, Elizabeth Mannebach, and Thomas Perkowitz. “Varieties of Ethnic Conflict in Global Perspective: A Review Essay.” Social Science Quarterly 77, no. 2, (June 1966): 445-52.
Ocampo, Katheryn A., Martha E. Bernal, and George P. Knight. “Gender, ras en etniciteit: The Sequencing of Social Constancies.” In Ethnic Identity: Formation and Transmission among Hispanics and Other Minorities, onder redactie van Martha Bernal en George P. Knight. Albany: State University of New York Press, 1993, pp. 11-30.