Fortuna (Latijn: Fortūna, equivalent aan de Griekse godin Tyche) was de godin van het geluk en personificatie van het geluk in de Romeinse religie. Ze kon geluk of ongeluk brengen: ze kon gesluierd en blind worden voorgesteld, zoals in de moderne afbeeldingen van Vrouwe Justitia, en stond voor de wispelturigheid van het leven. Ze was ook een godin van het noodlot: als Atrox Fortuna eiste ze de jonge levens van de kleinzonen Gaius en Lucius van prins Augustus, toekomstige erfgenamen van het keizerrijk.
Haar vader zou Jupiter zijn en net als hij kon ze ook overvloedig zijn (Copia). Als Annonaria beschermde zij de graanvoorraden. 11 juni was heilig voor haar: op 24 juni werd ze vereerd op het festival van Fors Fortuna.
Cult
De Romeinse cultus van Fortuna werd op verschillende manieren toegeschreven aan Servius Tullius – wiens uitzonderlijke geluk hun seksuele intimiteit suggereerde – en aan Ancus Marcius. De twee vroegste tempels die in Romeinse kalenders worden vermeld, bevonden zich buiten de stad, op de rechteroever van de Tiber (in het Italiaans Trastevere). De eerste tempel, gewijd aan Fortuna, werd toegeschreven aan de Etrusk Servius Tullius, terwijl van de tweede bekend is dat hij in 293 v. Chr. werd gebouwd als vervulling van een Romeinse belofte die tijdens latere Etruskische oorlogen werd gedaan. De datum van de inwijding van haar tempels was 24 juni, of Midzomerdag, wanneer feestvierders uit Rome jaarlijks stroomafwaarts van de stad naar de tempels trokken. Na geheimzinnige rituelen roeiden zij dan, omkranst en beschonken, terug. Ook Fortuna had een tempel op het Forum Boarium. Hier was Fortuna verbonden met de cultus van Mater Matuta (de godinnen deelden een feest op 11 juni), en de gekoppelde tempels zijn aan het licht gekomen bij de opgraving naast de kerk van Sant’Omobono: de cultussen zijn inderdaad van archaïsche datum. Fortuna Primigenia van Praeneste werd aan het eind van de 3e eeuw v. Chr. door de Romeinen overgenomen in een belangrijke cultus van Fortuna Publica Populi Romani (het Officiële Goede Geluk van het Romeinse Volk) op de Quirinalis buiten de Porta Collina. Geen tempel in Rome evenaarde echter de grootsheid van het Praenestijnse heiligdom.
De identiteit van Fortuna als personificatie van toevallige gebeurtenissen was nauw verbonden met virtus (karaktersterkte). Ambtenaren die niet deugden, nodigden zichzelf en Rome uit tot ongeluk: Sallust gebruikt de beruchte Catiline als illustratie – “Waarlijk, wanneer in de plaats van werk, luiheid, in plaats van de geest van maat en billijkheid, begeerte en hoogmoed binnendringen, wordt het fortuin veranderd, net als met de moraal”.
Een orakel in de tempel van Fortuna Primigena in Praeneste gebruikte een vorm van waarzeggerij waarbij een kleine jongen een van de verschillende toekomsten uitkoos die op eikenhouten staven geschreven waren. Overal in de Romeinse wereld zijn cultussen van Fortuna in haar vele vormen aangetroffen. Er zijn wijdingen gevonden aan Fortuna Dubia (twijfelachtig fortuin), Fortuna Brevis (wispelturig of eigenzinnig fortuin) en Fortuna Mala (slecht fortuin).
Zij wordt aangetroffen in een verscheidenheid van huiselijke en persoonlijke contexten. Tijdens het vroege keizerrijk wordt ze in een amulet uit het huis van Menander in Pompeii in verband gebracht met de Egyptische godin Isis, als Isis-Fortuna. Zij is functioneel verwant met de god Bonus Eventus, die vaak als haar tegenhanger wordt voorgesteld: beiden komen voor op amuletten en in gravures gegraveerde edelstenen in de hele Romeinse wereld. In de context van het verslag van Gaius Marcius Coriolanus uit de vroege republikeinse periode wijdde de Romeinse senaat rond 488 v. Chr. een tempel aan Fortuna vanwege de diensten die de matrones van Rome hadden bewezen door de stad van de ondergang te redden.
Haar naam lijkt te zijn afgeleid van Vortumna (zij die het jaar ronddraait).
De vroegste verwijzing naar het Rad van Fortuin, emblematisch voor de eindeloze wisselingen in het leven tussen voorspoed en rampspoed, stamt uit 55 voor Christus. In Seneca’s tragedie Agamemnon spreekt een koor Fortuna aan in bewoordingen die bijna spreekwoordelijk zouden blijven, en in een hoge heroïsche tirade die schrijvers uit de Renaissance zouden navolgen:
“O Fortuna, die het hoge geschenk van de troon met spottende hand schenkt, in gevaarlijke en twijfelachtige toestand plaatst gij de al te verhevenen. Nooit hebben scepters een kalme vrede of een zekere pacht gekregen; zorg na zorg weegt op hen, en steeds nieuwe stormen kwellen hun zielen …. Grote koninkrijken zinken door hun eigen gewicht, en Fortuna bezwijkt onder de last van zichzelf. Zeilen gezwollen met een gunstige bries vrezen te hevige windstoten; de toren die zijn hoofd opricht tot in de wolken wordt verslagen door de regenachtige Oostenrijker. Wat Fortuna ook hoog heeft verheven, ze tilt het slechts naar beneden. Bescheiden landgoed heeft een langer leven; dan is hij gelukkig die, tevreden met het gemeenschappelijke lot, met een veilige bries de kust omarmt, en, bang om zijn boot aan de wijde zee toe te vertrouwen, met een onambitieuze roeispaan dicht bij land blijft.”
Ovidius’ beschrijving is typerend voor Romeinse voorstellingen: in een brief uit ballingschap denkt hij treurig na over de “godin die door haar wankele rad haar eigen wispelturigheid toegeeft; zij heeft haar top altijd onder haar slingerende voet.”
Middeleeuwen
Fortuna verdween geenszins uit de populaire verbeelding met de opkomst van het christendom. De heilige Augustinus nam stelling tegen haar voortdurende aanwezigheid, in de Stad van God: “Hoe kan zij dan goed zijn, die zonder onderscheid zowel tot de goeden als tot de slechten komt?… Men heeft er niets aan haar te aanbidden als zij waarlijk fortuin is… laat de slechten haar aanbidden… deze vermeende godheid”. In de 6e eeuw weerspiegelde de Consolation of Philosophy van de staatsman en filosoof Anicius Manlius Severinus Boethius, geschreven terwijl hij op het punt stond te worden terechtgesteld, de christelijke theologie van casus, dat de schijnbaar toevallige en vaak ruïneuze wendingen van het Rad van Fortuna in feite zowel onvermijdelijk als voorzienig zijn, dat zelfs de meest toevallige gebeurtenissen deel uitmaken van Gods verborgen plan waartegen men zich niet moet verzetten of dat men niet moet proberen te veranderen. Fortuna was dus een dienares van God, en gebeurtenissen, individuele beslissingen, de invloed van de sterren waren allemaal slechts vehikels van de Goddelijke Wil. In opeenvolgende generaties was Boethius’ Troost verplichte lectuur voor geleerden en studenten. Fortuin werd weer populair, met een nieuw iconografisch kenmerk, “Fortuin met twee gezichten”, Fortuna bifrons; dergelijke afbeeldingen blijven bestaan tot in de 15e eeuw.
Het alomtegenwoordige beeld van het Rad van Fortuin dat in de Middeleeuwen en daarna werd aangetroffen, was een directe erfenis van het tweede boek van Boethius’ Troost. Het Rad verschijnt in vele vormen, van kleine miniaturen in manuscripten tot grote glas-in-loodramen in kathedralen, zoals in Amiens. Vrouwe Fortuin wordt meestal groter dan het leven afgebeeld om haar belang te onderstrepen. Het rad heeft meestal vier planken, of levensfasen, met vier menselijke figuren, meestal met links regnabo (ik zal regeren), bovenaan regno (ik regeer) en meestal gekroond, neergaand op rechts regnavi (ik heb geregeerd) en de nederige figuur onderaan is gemerkt sum sine regno (ik heb geen koninkrijk). Middeleeuwse voorstellingen van Fortuna benadrukken haar dualiteit en instabiliteit, zoals twee gezichten naast elkaar zoals Janus; het ene gezicht lachend, het andere fronsend; de helft van het gezicht wit, de andere zwart; ze kan geblinddoekt zijn maar zonder weegschaal, blind voor gerechtigheid. Zij werd geassocieerd met de cornucopia, het scheepsroer, de bal en het wiel. De cornucopia is waar de overvloed vandaan komt, het roer van de roerganger stuurt het lot, de bol symboliseert het toeval (wie krijgt geluk of pech), en het wiel symboliseert dat geluk, goed of slecht, nooit blijvend is.
Fortuna zou gedurende de Middeleeuwen vele invloeden ondergaan in culturele werken. In Le Roman de la Rose frustreert Fortuna de hoop van een minnaar die wordt geholpen door een personage “Rede”. In Dante’s Inferno (vii.67-96) legt Vergilius de aard van Fortuna uit, zowel een duivel als een dienende engel, ondergeschikt aan God. Giovanni Boccaccio’s De Casibus Virorum Illustrium (“De lotgevallen van beroemde mannen”), door John Lydgate gebruikt om zijn Fall of Princes samen te stellen, vertelt over vele gevallen waarin de draai van het rad van Fortuna de hoogsten tot rampspoed bracht, en Boccaccio’s essay De remedii dell’una e dell’altra Fortuna, is afhankelijk van Boethius voor de dubbele aard van Fortuna. Fortuna maakt haar opwachting in Carmina Burana (zie afbeelding). De gekerstende Vrouwe Fortuna is niet autonoom: illustraties voor Boccaccio’s Remedii tonen Fortuna tronend in een triomfwagen met teugels die naar de hemel leiden, en verschijnt in hoofdstuk 25 van Machiavelli’s De Prins, waarin hij zegt dat Fortuna slechts over de helft van het lot van de mensen regeert, de andere helft is hun eigen wil. Machiavelli herinnert de lezer eraan dat Fortuna een vrouw is, dat zij de voorkeur geeft aan een sterke, of zelfs gewelddadige hand, en dat zij de agressievere en stoutmoedigere jongeman verkiest boven een schuchtere oudere. Zelfs Shakespeare was niet onbekend met Vrouwe Fortuna:
Wanneer ik in ongenade ben gevallen bij Fortuna en de ogen van de mensen, beween ik helemaal alleen mijn uitgestoten staat… – Sonnet 29
Pars Fortuna in de astrologie
In de astrologie staat de term ‘Pars Fortuna’ voor een wiskundig punt in de dierenriem dat wordt afgeleid door de longitudinale posities van de Zon, Maan en Ascendant (rijzende teken) in de geboortehoroscoop van een individu. Het vertegenwoordigt een bijzonder gunstig punt in de horoscopische horoscoop. In de Arabische astrologie wordt dit punt Arabische Delen genoemd.
De procedure die in de oude en traditionele astrologie werd gevolgd om iemands Pars Fortuna vast te stellen, hing af van het tijdstip van geboorte, namelijk overdag of ’s nachts (of de Zon boven of onder de horizon stond). In de moderne westerse astrologie werd jarenlang alleen de dagformule gebruikt, maar met meer kennis van de antieke astrologie worden nu vaak de twee berekeningsmethoden gebruikt.
De formule voor de berekening van het Dagdeel van Fortuin (PF) is (met gebruikmaking van de 360 graden posities voor elk punt):
PF = Ascendant + Maan – Zon
De formule voor het Nachtdeel van Fortuin is PF = Ascendant + Zon – Maan
Elke berekeningsmethode resulteert in een andere zodiak]] positie voor het Dagdeel van Fortuin.
Al Biruni (973 – 1048), een 11e-eeuwse wiskundige, astronoom en geleerde, die de grootste voorstander was van dit systeem van voorspellingen, somde in totaal 97 Arabische Delen op, die veel werden gebruikt voor astrologische consultaties.
Aspecten van Fortuna
- Fortuna Annonaria bracht het geluk van de oogst
- Fortuna Belli het geluk van de oorlog
- Fortuna Primigenia regisseerde het geluk van een eerstgeboren kind op het moment van de geboorte
- Fortuna Virilis, “mannelijk fortuin”, werd alleen door vrouwen gevierd
- Fortuna Redux bracht iemand veilig thuis
- Fortuna Respiciens het fortuin van de kostwinner
- Fortuna Muliebris het geluk van de vrouw. Typisch voor de Romeinse opvattingen was het geluk van een vrouw in het huwelijk echter Fortuna Virilis.
- Fortuna Victrix bracht overwinning in de strijd
- Fortuna Augusta het fortuin van de keizer
- Fortuna Balnearis het fortuin van de baden.
- Fortuna Conservatrix het fortuin van de bewaarder
- Fortuna Equestris het fortuin van de ridders.
- Fortuna Huiusce Diei fortuin van de tegenwoordige tijd.
- Fortuna Obsequens fortuin van de lankmoedigheid.
- Fortuna Privata fortuin van de particulier.
- Fortuna Publica fortuin van het volk.
- Fortuna Romana fortuin van Rome.
- Fortuna Virgo fortuin van de maagd.
- Pars Fortuna
Noten
- Marguerite Kretschmer, “Atrox Fortuna” The Classical Journal 22.4 (januari 1927), 267 – 275.
- Samuel Ball Platner en Thomas Ashby, A Topographical Dictionary of Ancient Rome,; (Londen: Oxford University Press) 1929: on-linetekst.
- Ovidius, Fasti VI. 773-786.
- Varro, De Lingua Latina VI.17.
- Plutarch; zie Samuel Ball Platner en Thomas Ashby, A Topographical Dictionary of Ancient Rome,; (Londen: Oxford University Press) 1929: on-linetekst.
- Livy, ‘Ab Urbe Condita’, 2.40.
- Billington, S., Green, M. ‘The Concept of the Goddess’ (Londen, New York, 1996), 133-134.
- Hornblower, S., Spawforth, A., ‘The Oxford Classical Dictionary’ (Oxford, New York), 606.
- Hornblower, S., Spawforth, A. ‘The Oxford Classical Dictionary’ (Oxford, New York), 606.
- Verum ubi pro labore desidia, pro continentia et aequitate lubido atque superbia invasere, fortuna simul cum moribus immutatur, Sallust, Catilina, ii.5. Zijn opvatting over fortuna wordt besproken in Etienne Tiffou, “Salluste et la Fortuna”, Phoenix, 31.4 (Winter 1977), 349 – 360.
- Allison, P., 2006, The Insula of Menander at Pompeii: Vol.III, The Finds; A Contextual Study, Oxford: Clarendon Press
- Greene, E.M., “The Intaglios”, in Birley, A. and Blake, J., 2005, Vindolanda: De opgravingen van 2003-2004, Bardon Mill: Vindolanda Trust, pp187-193
- Livy, Ab urbe condita, 2:40
- Cicero, In Pisonem.
- Agamemnon, vertaling door Frank Justus Miller (on-line tekst)
- Ovidius, Ex Ponto, iv, epistel 3.
- Howard R. Patch, The Goddess Fortuna in Medieval Literature, 1927 is de basisstudie.
- Augustinus, Stad van God, iv.18-18; v.8.
- Selma Pfeiffenberger, “Notes on the Iconology of Donatello’s Judgment of Pilate at San Lorenzo” Renaissance Quarterly 20.4 (Winter 1967:437-454) p 440.
- Zoals Pfeiffenberger opmerkt, waarbij hij A. Laborde citeert, Les manuscrits à peintures de la Cité de Dieu, Paris, 1909: vol. III, pls 59, 65; Pfeiffenberger merkt op dat er in de Romeinse kunst geen afbeeldingen zijn van een Fortuna bifrons.
- Opgemerkt door Pfeiffenberger 1967:441.
- “http://www.skyscript.co.uk/fortune.html David Plant, “Fortuin, Geest en de Lunatiecyclus””. Cafeastrology.com. http://www.cafeastrology.com/partoffortune.html. Opgehaald 2014-04-28.
- “David Plant, ”op. cit.””. Skyscript.co.uk. http://www.skyscript.co.uk/fortune.html. Opgehaald 2014-04-28.
- 24,0 24,1 http://www.thaliatook.com/OGOD/augusta.html
- 25,0 25,1 25,2 25,3 25,4 25,5 25,6 25,7 “Fortuna”. Mlahanas.de. http://www.mlahanas.de/RomanEmpire/Mythology/Fortuna.html. Opgehaald 2014-04-28.
- David Plant, “Fortune, Spirit and the Lunation Cycle”
- Part of Fortune
- Howard Rollin Patch (1923), Fortuna in Old French Literature
- Lesley Adkins, Roy A. Adkins (2001) Dictionary of Roman Religion
- Howard Rollin Patch (1927, repr. 1967), The Goddess Fortuna in Medieval Literature
- Howard Rollin Patch (1922), The Tradition of the Goddess Fortuna in Medieval Philosophy and Literature
- J. Champeaux, Fortuna. Vol. I. Recherches sur le culte de la Fortuna à Rome et dans le monde romaine des origines à la mort de César; Vol. II. Les Transformations de Fortuna sous le République (Rome, École Française de Rome, 1982-1987).
- Narducci, Emanuele, Sergio Audano en Luca Fezzi (edd.), Aspetti della Fortuna dell’Antico nella Cultura Europea: atti della quarta giornata di studi, Sestri Levante, 16 marzo 2007 (Pisa: ETS, 2008) (Testi e studi di cultura classica, 41).
- Media related to Fortuna on Wikimedia Commons
- Michael Best, “Medieval tragedy”
- Arya, Darius Andre (27 januari, 2006) . De godin Fortuna in het keizerlijke Rome: Cultus, Kunst, Tekst. Theses and Dissertations from The University of Texas at Austin. Austin: Universiteit van Texas in Austin. (login vereist) of Darius Andre Arya, “The Goddess Fortuna in Imperial Rome: Cult, Kunst, Text”
|
Deze pagina gebruikt inhoud van de Engelse Wikipedia. Het oorspronkelijke artikel stond op Fortuna. De lijst van auteurs is te zien in de paginageschiedenis. |