De studie is een robuuste prospectieve studie met een lange follow-upperiode van 7 jaar en objectieve metingen van zowel de risicofactor (cardiovasculaire fitness en spierkracht) als het resultaat (depressie, angst, of beide).
Hoewel de studie een correlatie aantoont tussen fysieke fitheid en betere geestelijke gezondheidsresultaten, betekent dit niet noodzakelijk dat er een oorzakelijk verband is tussen de twee. Het zou bijvoorbeeld zo kunnen zijn dat mensen met een betere geestelijke gezondheid vaker lichamelijk actief zijn.
De onderzoekers hebben echter verschillende statistische technieken gebruikt die volgens hen suggereren dat er waarschijnlijk een causaal verband is tussen lichamelijke fitheid en een betere geestelijke gezondheid.
Naast het corrigeren voor mogelijke verstorende factoren die samenhangen met zowel een lage fitheid als depressie en angst – zoals roken – hebben de auteurs ook een aantal gevoeligheidsanalyses uitgevoerd.
Zij controleerden op omgekeerde causaliteit (wanneer het resultaat eigenlijk de oorzaak is) door mensen uit te sluiten die aan het begin van het onderzoek depressief of angstig waren. Zij veranderden ook de afkapwaarden die bepaalden of mensen depressief waren. Geen van deze analyses veranderde hun bevindingen.
Wat overblijft is de noodzaak om de mechanismen aan te tonen die dit verband zouden kunnen verklaren.
Niettemin zijn de bevindingen nog steeds belangrijk. De studie levert niet alleen verder bewijs voor de gunstige effecten van lichaamsbeweging op de geestelijke gezondheid, maar is ook een van de eerste waarbij objectieve maten van lichamelijke fitheid worden gebruikt.
Voor de onderzoekers zou dit kunnen betekenen dat kwantitatieve fysieke fitheidsmetingen en in het bijzonder metingen van zowel cardiorespiratoire fitheid als spierkracht – in plaats van zelfrapportages van fysieke activiteit – mogelijk kunnen dienen als indicatoren van psychische gezondheidsrisico’s voor clinici.
En bemoedigend is dat de onderzoekers opmerken dat een persoon zijn fysieke fitheid in slechts 3 weken zinvol kan verbeteren. Op basis van hun cijfers kan dit het risico van de persoon op het ontwikkelen van een veel voorkomende psychische aandoening met maximaal 32,5% verminderen.
Voor Kandola zijn de bevindingen vooral relevant gezien de effecten van de huidige COVID-19 pandemie.
“Berichten dat mensen niet meer zo actief zijn als vroeger zijn zorgwekkend, en zelfs nog meer nu wereldwijde lockdowns sportscholen hebben gesloten en de hoeveelheid tijd die mensen buitenshuis doorbrengen hebben beperkt,” zegt Kandola. “Lichamelijke activiteit is een belangrijk onderdeel van ons leven en kan een belangrijke rol spelen bij het voorkomen van psychische aandoeningen.”