Guinea-Bissau is uniek onder de Afrikaanse lidstaten van de Gemeenschap van Portugeestalige Landen (CPLP) omdat het zowel een grote taalverscheidenheid kent, zoals Angola en Mozambique, als ook een creoolse samenleving is, zoals Kaapverdië en São Tomé e Príncipe.
In plaats van het Portugees is het Guinee-Bissau Creools de lingua franca en de drager van de nationale identiteit, die zowel als eerste als tweede taal wordt gesproken. Het Guinee-Bissause Creools is de overheersende taal in de handel, de informele literatuur en het amusement; het Standaardportugees is de officiële taal van het land, die uitsluitend wordt gebruikt in de nieuwsmedia, het parlement, de openbare diensten en de onderwijsprogramma’s. Voor degenen die het Portugees spreken, is het Portugees dus vaak een derde taal. De inheemse Portugeessprekers in Guinee-Bissau zijn meestal blanke Guineeërs. De vermindering van het aantal moedertaalsprekers van het Portugees is het gevolg van het vertrek van de meeste blanke Guineeërs naar Portugal of Brazilië en van de burgeroorlog die het onderwijs heeft beïnvloed. De meerderheid van de ongeveer 15% Portugeessprekende Guineeërs is geconcentreerd in een wijk van de hoofdstad Bissau, die bekend staat als “a Praça”. De variëteit van het Guinee-Bissau Creools dat in de hoofdstad wordt gesproken, Kriol di Bissau, staat erom bekend dat het meer Lusitaans is, waarbij woorden vrijer aan het Portugees worden ontleend.
De standaard fonologie is Europees Portugees. Maar voor tweede- en derde-taalsprekers wordt het beïnvloed door fonologieën van moedertalen en lijkt het op het Indisch Portugees.