Lineair A en Lineair B, lineaire vormen van schrift gebruikt door bepaalde Egeïsche beschavingen gedurende het 2e millennium v. Chr.
Lineair A is aangetroffen op Kreta en op sommige Egeïsche eilanden van ongeveer 1850 v. Chr. tot 1400 v. Chr. Het verband met het zogenaamde hiërogliefe Minoïsche schrift is onzeker. Het is een syllabisch schrift dat van links naar rechts wordt geschreven. De fonetische waarden van de meeste syllabische tekens die in lineair A worden gebruikt, zijn bij benadering bekend van lineair B, maar de taal die in lineair A werd geschreven, blijft onbekend. Het moet een pre-Helleense taal van Minoïsch Kreta zijn geweest. Het eventuele verband met de Eteokretische taal van het 1e millennium v. Chr. is eveneens onbekend.
Lijn B is een aangepaste vorm van lijn A, die door de Myceense Grieken van de Minoërs werd geleend, waarschijnlijk rond 1600 v. Chr. De taal is het Myceense Griekse dialect. Het Lineaire B schrift komt voor op kleitabletten en op enkele vazen, beide daterend van ongeveer 1400 v. Chr. tot ongeveer 1200 v. Chr. Het schrift werd uitsluitend gebruikt voor de economische administratie van de Myceense paleizen, zoals die van Knossos en Khaniá op Kreta, en Mycene, Pylos, Thebe, en Tiryns op het Griekse vasteland. De 90 syllabische tekens van Lineair B drukken open lettergrepen uit (d.w.z. lettergrepen die eindigen op een klinker), die meestal beginnen zonder medeklinker of met slechts één medeklinker; hierdoor is het schrift niet in staat om groepen medeklinkers of laatste medeklinkers duidelijk weer te geven. Zo wordt sperma ‘zaad’ gespeld als pe-ma, en stathmos ‘stabiel’ als ta-to-mo.
De teksten van Lineair B zijn van groot belang voor de Griekse taalkunde. Zij vertegenwoordigen het oudst bekende Griekse dialect, waarvan elementen in de taal van Homerus bewaard zijn gebleven als gevolg van een lange mondelinge traditie van epische poëzie. Lineair B werd in 1952 ontcijferd als Grieks door Michael Ventris.