Het evangelie van Matteüs (2:1-12) spreekt over Wijzen, die een ster uit het Oosten volgden naar Bethlehem, op zoek naar een pasgeboren koning. Daar vonden zij Maria en het kindje Jezus en boden hem geschenken van goud, wierook en mirre aan. Als heidenen die de goddelijkheid van Christus erkenden, eisen de Wijzen een essentiële rol op in de Epifanie, de openbaring van God aan de wereld. Toch geeft Matteüs in zijn korte beschrijving van de episode zo weinig details over hen, dat bijbelgeleerden hebben moeten speculeren over hun aantal, verschijning en oorsprong.
In de Middeleeuwen geloofden de meesten dat drie Wijzen het Christuskind bezochten en dat zij koningen waren die de drie tijdperken van de mens symboliseerden. In overeenstemming met Matteüs’ verslag dat de Wijzen uit het Oosten kwamen, suggereerden schrijvers eerst dat de koningen Perzisch waren. Latere commentatoren stelden voor dat zij de drie bekende continenten voorstelden: Europa, Azië en Afrika. Uit een breed scala van namen die voor de Wijzen werden voorgesteld, kregen uiteindelijk Gaspar (of Caspar), Melchior en Balthasar de voorkeur. Maar de namen werden, net als het land van herkomst, nooit consequent toegewezen aan een bepaalde koning.
De theologische betekenis van het verhaal van de Wijzen, samen met de verbeelde pracht en praal van de exotische kleding van de koningen, hun luxueuze geschenken en hun grote gevolg, zorgden ervoor dat zij in heel Europa een prominente plaats innamen in de kunst. De meest populaire scène uit het Matteüsevangelie was hun komst om de pasgeboren Christus te aanbidden, maar kunstenaars verwarden het verhaal vaak met het verslag van Jezus’ geboorte in het Lucasevangelie – dat geen Wijzen bevat maar wel het pittoreske detail van een kribbe.
Zie de afbeeldingen van de Aanbidding van de Wijzen die te zien zijn in de National Gallery of Art.