Het neuskraakbeen zorgt voor de structuur en ondersteuning van de neus. Ze bestaan voornamelijk uit hyalien kraakbeen, dat dicht opeengepakt zit met collageen, een structureel eiwit. Er zijn verschillende soorten.
Accessief neuskraakbeen is een klein neuskraakbeen dat het grote neusvleugelkraakbeen en het laterale neuskraakbeen met elkaar verbindt.
Het grote neusvleugelkraakbeen is een flexibel kraakbeen dat deel uitmaakt van de structuur van de neusgaten.
Lateraal neuskraakbeen is een driehoekige structuur, gelegen onder het neusbeen.
Kraakbeen van het septum – ook wel vierhoekig kraakbeen genoemd omdat het ruwweg vierhoekig van vorm is – scheidt de neusgaten. Het verbindt ook de neusbeenderen en de laterale kraakbenen.
Vomeronasaal kraakbeen, ook bekend als Jacobson’s kraakbeen, verbindt het neustussenschot (de wand van kraakbeen die de twee luchtwegen van de neus scheidt) en het vomer bot (een dun, plat bot dat de neusgaten scheidt). Het werd in 1809 genoemd door de Nederlandse anatoom, Ludwig Levin Jacobson. Het ligt dicht bij, maar is niet echt verbonden met het vomeronasale orgaan van Jacobson, dat het geurorgaan van het lichaam is dat feromonen detecteert, chemische stoffen die het gedrag van anderen die ze ruiken kunnen beïnvloeden.
Kleine neuskraakbenen zijn drie of vier kleine neuskraakbenen die verbonden zijn met het bovenste kaakbeen.