Freud over de rol van perversieEdit
Freuds didactische strategie in zijn Drie Essays over de Theorie van de Seksualiteit was een brug te slaan tussen de “perversies” en de “normale” seksualiteit. Door het klinisch onderzoeken van “een rijk gediversifieerde verzameling van erotische begaafdheden en neigingen: hermafroditisme, pedofilie, sodomie, fetisjisme, exhibitionisme, sadisme, masochisme, coprofilie, necrofilie” onder hen, concludeerde Freud dat “alle mensen van nature pervers zijn”. Hij vond de wortels van zulke perversies in de kinderlijke seksualiteit – in “de “polymorfe perverse” neigingen van het kind … de “aanleg” voor zulke perversiteiten is aangeboren”. De ‘cruciale ironie van Freuds uiteenzetting in de Drie Essays was dat perversie in de kindertijd de norm was’.Toen hij zijn analyse een decennium later verfijnde, benadrukte Freud dat seksualiteit in de kindertijd weliswaar een breed en ongericht scala aan perverse activiteiten omvatte, maar dat er in tegenstelling tot perversie bij volwassenen ‘een belangrijk verschil tussen beide bestond. Perverse seksualiteit is in de regel uitstekend gecentreerd: al haar activiteiten zijn gericht op een doel – meestal een enkel doel; een component instinct heeft de overhand gekregen … In dat opzicht is er geen verschil tussen perverse en normale seksualiteit anders dan het feit dat hun dominerende component instincten en dus hun seksuele doelen verschillend zijn. In beide gevallen, zou men kunnen zeggen, is een goed georganiseerde tirannie gevestigd, maar in elk van de twee heeft een andere familie de teugels van de macht gegrepen’.
Een paar jaar later, in “Een kind wordt geslagen” (1919), legde Freud meer nadruk op het feit dat perversies “een ontwikkelingsproces doormaken, dat zij een eindproduct zijn en niet een eerste manifestatie … dat de seksuele afwijkingen van de kindertijd, zowel als die van het volwassen leven, vertakkingen zijn van hetzelfde complex” – het Oedipus complex. Otto Fenichel nam het punt over van de defensieve functie van perversies-van “ervaringen van seksuele bevredigingen die tegelijkertijd een gevoel van veiligheid gaven door het ontkennen of tegenspreken van een zekere angst”; eraan toevoegend dat terwijl “sommige mensen denken dat perverselingen een soort van intenser seksueel genot genieten dan normale mensen. Dit is niet waar … neurotici, die perverse verlangens hebben onderdrukt, kunnen jaloers zijn op de perverselingen die de perverse verlangens openlijk uiten”.
Arlene Richards over de rol van perversie bij vrouwenEdit
Freud schreef uitvoerig over perversie bij mannen. Hij en zijn opvolgers besteedden echter nauwelijks aandacht aan perversie bij vrouwen. In 2003 publiceerde psychologe, psychoanalytica en feministe Arlene Richards een baanbrekend artikel over vrouwelijke perversie, “A Fresh look at Perversion”, in het Journal of the American Psychoanalytic Association. In 2015 merkte psychoanalytica Lynn Friedman in een recensie van The Complete Works of Arlene Richards in de Journal of the American Psychoanalytic Association op dat er voor die tijd “vrijwel geen analisten waren die schreven over vrouwelijke perversie”. Dit baanbrekende werk heeft ongetwijfeld de weg vrijgemaakt voor anderen, waaronder Louise Kaplan (1991), om dit relatief onontgonnen terrein te verkennen.”
De permissieve samenlevingEdit
Met de seksuele revolutie van de latere twintigste eeuw werd veel waar Freud voor had gepleit onderdeel van een nieuwe, brede liberale consensus. Soms kan dit leiden tot een soort Panglossiaans wereldbeeld waarin iedere fetisjist zijn “fetishera” heeft … voor iedere man die gek is op schoenen, is er een vrouw die bereid is hem te verzorgen en met hem te vrijen, en voor iedere man die zijn kick krijgt van haar, is er een vrouw die de hare krijgt van verkrachting van haar lokken. Havelock Ellis kent vele gevallen van deze ontmoeting der geesten: de man die ernaar verlangt zich door hoge hakken te laten persen, ontmoet vroeg of laat de vrouw die haar hele leven al dagdroomt over het persen van hakken”.
Waar binnen de liberale consensus wel interne controverse ontstond, was over de precieze relatie tussen de variaties en de normale ontwikkeling – sommigen meenden in het kielzog van Freud dat “deze verschillende seksuele oriëntaties het best verklaard en begrepen kunnen worden door vergelijking met de normale ontwikkeling”, en benadrukten de angst voor intimiteit bij perversie als “een soort seks … die omgeven is met speciale voorwaarden … die een grote afstand tussen de partners schept”. Vanuit zo’n gezichtspunt is “wat de afwijkende impuls of fantasie ook mag zijn, daar ligt de echte, ware, liefdevolle seksualiteit verborgen” – een overgangspunt misschien naar sommige van de somberdere post-permissieve visies op perversie.
Kritische meningenEdit
Voor sommige deelnemers was “bevrijding, althans in haar seksuele vorm, een nieuw soort opgelegde moraal, net zo beperkend” als wat eraan vooraf was gegaan – een moraal die “heel weinig rekening hield met de complexiteit van menselijke emotionele verbindingen”. Nieuwe, meer sceptische stromingen van ontgoocheling voor perversie ontstonden als gevolg daarvan (naast meer traditionele veroordelingen) in zowel de Franstalige als de Engelstalige wereld.
Lacan had al vroeg gewezen op “de ambivalentie eigen aan de ‘partiële driften’ van scoptofilie, sadomasochisme … het vaak zeer weinig ‘gerealiseerde’ aspect van de aanhouding van anderen bij het beoefenen van sommige van deze perversies”. In zijn kielzog zouden anderen benadrukken hoe “er altijd, in elke perverse handeling, een aspect van verkrachting is, in de zin dat de Ander zich ondanks zichzelf in de ervaring moet terugvinden … een verlies of het opgeven van subjectiviteit.”
Op vergelijkbare wijze zou de object-relatietheorie wijzen op de manier waarop “in perversie de weigering, de terreur van het vreemde aanwezig is”; op de manier waarop “de ‘perverseling’…de verbeeldingskracht aanvalt door dwangmatige actie met een medeplichtige; en dit wordt gedaan om psychische pijn te maskeren”. Empirische studies zouden “in de beschreven perverse relaties … een absolute afwezigheid van enig gedeeld plezier” aantreffen; terwijl op theoretisch niveau “perversies – zo vertelt de theorie ons – een poging tot ontkenning van het verschil tussen de seksen en de generaties inhouden”, en “de wens om te beschadigen en te ontmenselijken … de ellende van het gedreven, beschadigende leven”.