Repartimiento, (Spaans: “verdeling”) ook wel mita, of cuatequil genoemd, in koloniaal Spaans-Amerika, een systeem waarbij de kroon bepaalde kolonisten toestond inheemse volkeren te ronselen voor dwangarbeid. Het repartimiento-systeem, dat in Peru vaak mita wordt genoemd en in Nieuw-Spanje (Mexico) cuatequil (een Spaanstalige verbastering van het Nahuatl coatequitl of cohuatequitl), was al in 1499 in werking en kreeg rond 1575 vaste vorm. Ongeveer 5 procent van de inheemse bevolking in een bepaald district kon worden onderworpen aan arbeid in de mijnen en ongeveer 10 procent meer voor seizoensarbeid in de landbouw. Een kolonist die een repartimiento wilde, moest een aanvraag indienen bij de onderkoning of de audiencia (provinciaal hof van beroep), met de verklaring dat de extra arbeid die nodig was op zijn plantage of ranch of in zijn mijn het land zou voorzien van essentieel voedsel en goederen.
Legaal mocht de werkperiode niet langer zijn dan twee weken (vijf in de mijnen), drie of vier keer per jaar, en de lonen moesten worden betaald. Deze vereisten werden echter praktisch genegeerd en omdat de dwangarbeiders vaak wreed werden behandeld, wijzigde de Spaanse regering het systeem in 1601 en 1609. Volgens de nieuwe regeling moest 25% van de inheemse bevolking in een bepaald district voor de Spanjaarden werken, maar zij waren vrij om hun eigen werkgever en diensttijd te kiezen. Het oude systeem mocht in de mijnen blijven bestaan totdat de eigenaars voldoende tot slaaf gemaakte Afrikanen konden kopen om de inheemse arbeiders te vervangen. Het nieuwe systeem bleef wettelijk van kracht tot het einde van de koloniale periode (ca. 1820). In de praktijk echter ging het imponeren van inheemse volkeren volgens het vroegere systeem door, ondanks aanvullende koninklijke verbodswetgeving in de 17e en 18e eeuw. Zie ook encomienda.