Het was:
” De voorlopige Oostenrijkse regering, die zich na de afzetting van de regering-Schuschnigg tot taak stelt in Oostenrijk vrede en orde te stichten, richt tot de Duitse regering het dringende verzoek haar in haar taak te steunen en haar te helpen bloedvergieten te voorkomen. Daartoe verzoekt zij de Duitse Regering zo spoedig mogelijk Duitse troepen te zenden.”
Keppler, een ambtenaar van de Duitse Ambassade, antwoordde:
” Wel, SA en SS marcheren door de straten, maar alles is rustig.”
Na enige verdere discussie verklaarde Goering:
” Laat hem (Seyss-Inquart) de tekst van het telegram zien, en zeg hem dat wij hem vragen – wel, hij hoeft het telegram niet eens te sturen. Hij hoeft alleen maar ‘Akkoord’ te zeggen.”
Seyss-Inquart heeft het telegram nooit verstuurd; hij heeft zelfs nooit ‘Akkoord’ getelegrafeerd.”
Het blijkt, dat zodra hij tot rijkskanselier was benoemd, enige tijd na 22.00 uur, hij Keppler opbelde en hem opdroeg Hitler op te bellen en zijn protesten tegen de bezetting over te brengen. Deze actie verontrustte de beklaagde Goering, omdat “het de rest van de Fuehrer zou storen, die de volgende dag naar Oostenrijk wilde gaan”. Om 23.15 uur belde een ambtenaar van het Propagandaministerie in Berlijn de Duitse Ambassade in Wenen en kreeg van Keppler te horen: “Zeg tegen de Generaal Veldmaarschalk dat Seyss-Inquart akkoord gaat.”
Bij het aanbreken van de dag op 12 maart 1938 trokken Duitse troepen Oostenrijk binnen, zonder tegenstand te ondervinden. In de Duitse pers werd aangekondigd dat Seyss-Inquart tot opvolger van Schuschnigg was benoemd, en het telegram dat Goering had voorgesteld, maar dat nooit werd verzonden, werd geciteerd om aan te tonen dat Seyss-Inquart om de aanwezigheid van Duitse troepen had gevraagd om wanorde te voorkomen. Op 13 maart 1938 werd een wet aangenomen voor de hereniging van Oostenrijk in het Duitse Rijk. Seyss-Inquart eiste dat president Miklas deze wet zou ondertekenen, maar hij weigerde dit en legde zijn ambt neer. Hij werd opgevolgd door Seyss-Inquart, die de wet in naam van Oostenrijk ondertekende. Deze wet werd vervolgens aangenomen als een wet van het Reich bij een besluit van het Reichskabinet van dezelfde dag, en ondertekend door Hitler en de verdachten Goering, Frick, von Ribbentrop en Hess.
Voor het Tribunaal werd betoogd, dat de annexatie van Oostenrijk was gerechtvaardigd door het sterke verlangen, dat in vele kringen was geuit naar de vereniging van Oostenrijk en Duitsland; dat er vele gemeenschappelijke zaken tussen de twee volkeren waren, die deze vereniging wenselijk maakten; en dat het doel was bereikt zonder bloedvergieten.
Deze feiten, zelfs indien zij waar zijn, doen in feite niet ter zake, want de feiten tonen duidelijk aan, dat de methoden, gebruikt om het doel te bereiken, die van een agressor waren. De uiteindelijke factor was de gewapende macht van Duitsland, klaar om te worden gebruikt als er verzet werd aangetroffen. Bovendien blijkt uit het Hossbach-verslag van de bijeenkomsten van 5 november 1937 geen van deze overwegingen de drijfveer van Hitler te zijn geweest; integendeel, alle nadruk wordt daarin gelegd op het voordeel dat Duitsland door de inlijving van Oostenrijk in zijn militaire kracht zou behalen.