The Mamas and the Papas waren de koninklijke familie van de Amerikaanse rock- niet omdat hun muziek bleef groeien en vooruitgaan naar het ene plateau na het andere van grootsheid (dat deed het niet), maar omdat ze de eerste waren, met the Spoonful, van de grote Amerikaanse groepen, de eerste, dat wil zeggen, sinds de Beatles. Bovendien zagen ze er vorstelijk uit. John Phillips, lang en statig, zag eruit als Everyking, Cass Elliot, majestueuze aardmoeder, als Everyqueen, en Michelle en Denny de essentie van prins- en vorstendom. ze kwamen naar ons toe, die sombere winter van 1965-66, zingend dat alle bladeren bruin waren en de lucht grijs en dat het een goed moment was om van Californië te dromen. Tot dan toe was alles wat nieuw en interessant en commercieel succesvol was (al die dingen kunnen hand in hand gaan) Engels en dat was zo geweest sinds 1964 en de Beatles. Toen, met de Mamas and the Papas, zwenkten de schijnwerpers die zo stevig op Liverpool en Londen waren gericht plotseling naar Amerika (en vingen ook Daydream van The Spoonful op). Amerika had natuurlijk Dylan gehad, maar geen groepsscene met enige stijl, en niets zoals die eerste drie singles die de Mamas and the Papas in minder dan een jaar uitbrachten.
Het verhaal van de groep was toen nieuw, hoewel er tegen 1968 wel duizend groepen moeten zijn geweest die er varianten op vertelden. Ze kwamen voort uit de Village folk scene die zich had ontwikkeld rond Dylan en degenen die hem volgden. Cass had al eerder bij groepen gezeten (de Mugwumps en de Big Three), maar die waren niet bijzonder succesvol. Zoals de Mamas and the Papas het vertelden, hadden de vier elkaar ontmoet op de Maagdeneilanden, waar niet veel meer te doen was dan zingen, maar toch was de mix niet helemaal perfect, totdat een stuk pijplijn op Cass viel en haar stem veranderde. Terug in Californië maakte het geluid indruk op de mensen in de business die, nadat ze zich al eens hadden aangepast aan de Engelse moptops, het moeilijk vonden hun visie aan te passen aan dit bonte kwartet. Het woord “hippie” was toen nog niet in gebruik, maar het concept bestond wel. Groepen met baarden en laarzen en grappige hoeden en vreemde draken waren eind 1966 nog nieuw en niet het cliché dat ze in 1968 werden. De manier waarop deze groep eruit zag was, toen de muziekbusiness eenmaal over de schok heen was, een noviteit en zeer goed te promoten. En de Mamas and the Papas waren een sensatie op muzikaal, visueel en commercieel gebied. En wat echt opwindend was, was dat ze erin slaagden om het feit te vestigen dat er een Amerikaanse scène was. Dit was Amerika’s antwoord op de Britse invasie. Door dit alles is het nogal toevallig dat de Mamas and the Papas nooit de glorieuze belofte van hun eerste jaar hebben waargemaakt en dat, hoewel elk album dat ze uitbrachten verkocht, tegen de tijd dat ze hun vierde uitbrachten, in 1967, ze het gewoon niet meer konden, ze konden niet nog een flauw, voorspelbaar, verkoopbaar, repetitief product uitbrengen. Dus in het midden van dit alles, in het midden van de opnames, stopten ze er gewoon mee, gingen naar Engeland en Europa om hun hoofd leeg te maken en hun muziek en hun leven te heroverwegen, en zichzelf een rustpauze te geven. Het was een geval van te veel, te snel – te veel werk, te veel toeren, te veel frisheid van hen verwacht en te veel om over na te denken. Niemand vond het echt erg. Iedereen begreep het. In 1968 besloot Cass dat ze solo wilde zingen. Ze waren toch nooit van plan geweest om nog langer bij elkaar te blijven, zeiden ze allemaal. Vooral John Phillips wilde niet zozeer een artiest zijn als wel een schrijver, producer en ontdekker van talent. Er was altijd veel meer te zeggen over de Mamas and the Papas dan de zoetsappige harmonieën en de nummer één hits. Zij waren echt de eerste hippies die het groot maakten en rijk werden, in luxe leefden in Bel Air en een slecht voorbeeld gaven aan de buren. Later, toen andere hippie groepen het maakten, leek het niet langer ongewoon. Maar het waren de Mamas and the Papas die het precedent schiepen.