De dissertatie, “The Wizard of Oz: A Parable on Populism,” werd gepubliceerd in American Quarterly’s lente-nummer van 1964 door historicus, opvoeder en auteur Henry M. Littlefield. Hij poneerde de theorie dat Baum’s beroemde verhaal een politieke allegorie was van het Amerika van de eeuwwisseling. Littlefield speculeerde dat Baum een centraal thema in het verhaal stelde: “Het Amerikaanse verlangen naar symbolen van vervulling is illusoir. De echte behoeften liggen elders.”
Littlefield was de eerste die openlijk het concept van een verborgen populistisch thema in Oz veronderstelde. De basis voor zijn theorie was Baum’s politieke voorkeur. Littlefield vatte samen dat Baum zorgvuldig symbolen van die politieke krachten plaatste in de vorm van de personages, scènes, en gebeurtenissen in zijn beroemde boek. Een ander interessant punt was Littlefield’s verwijzing naar Baum’s werk uit 1904, “The Marvelous Land of Oz,” dat hij karakteriseerde als een schaamteloze satire op het feminisme en de suffragette beweging.
Anderen bevestigden Littlefield’s conclusies over Baum’s populistische overtuiging, inclusief zijn politieke activisme in de jaren 1890. Sommigen documenteerden ook Baum’s fascinatie voor de Gold Standard Act die in 1900 werd aangenomen en door president William McKinley als wet werd ondertekend. Deze wet maakte goud de enige standaard voor het inwisselen van papiergeld, en maakte een einde aan het bimetallisme (het statuut dat de uitwisseling van zilver toestond, naast goud).
Littlefield theoretiseerde en, als een bekwame advocaat die een overtuigend slotpleidooi houdt, legde hij een uitgebreide zaak voor van feiten verweven met speculaties. Littlefield concludeerde door toe te geven dat zijn analogieën “weliswaar theoretisch” waren, maar hij eindigde zijn theorie met de verklaring dat de overeenkomsten ook veel te consistent waren.
In de jaren na de publicatie van de Parabel op het Populisme hebben anderen verschillende interpretaties van Oz verondersteld, waaronder filosofische en religieuze thema’s. Littlefield betwistte die meningen en schreef: “De Tovenaar van Oz heeft noch de volwassen spirituele aantrekkingskracht van een Pelgrim’s Progress. Noch de filosofische diepte van een Candide.
Oz Babble
De conclusies van Henry Littlefield zijn nooit algemeen aanvaard. Sommigen betwistten het idee dat Baum sympathiseerde met de Populistische Partij, terwijl anderen meer ernstige bezwaren aantekenden. Baum’s achterkleinzoon deed de gelijkenis-these af als “krankzinnig.”
Baum zelf beweerde dat zijn werk was geschreven, “uitsluitend om kinderen te plezieren.” Zijn inleiding tot De wonderbaarlijke tovenaar van Oz lijkt op het eerste gezicht de suggestie van een verborgen betekenis te weerleggen.
“Folklore, legenden, mythen en sprookjes hebben de kindertijd door de eeuwen heen gevolgd, want elke gezonde jongeling heeft een gezonde en instinctieve liefde voor fantastische, wonderbaarlijke en overduidelijk onwerkelijke verhalen. De gevleugelde feeën van Grimm en Andersen hebben meer geluk gebracht in kinderharten dan alle andere menselijke scheppingen.
“Toch kan het oude sprookje, dat generaties lang dienst heeft gedaan, nu worden geclassificeerd als ‘historisch’ in de kinderbibliotheek; want de tijd is gekomen voor een serie nieuwere ‘wonderverhalen’ waarin de stereotype geest, dwerg en fee zijn geëlimineerd, samen met alle gruwelijke en bloedstollende voorvallen die door hun auteurs zijn bedacht om een angstaanjagende moraal aan elk verhaal te verbinden.” De moderne opvoeding omvat moraal; daarom zoekt het moderne kind alleen vermaak in zijn wonderverhalen en laat het graag alle onaangename voorvallen achterwege.
“Met deze gedachte in het achterhoofd is het verhaal van ‘De wonderbaarlijke tovenaar van Oz’ uitsluitend geschreven om kinderen van nu te behagen. Het wil een gemoderniseerd sprookje zijn, waarin de verwondering en vreugde zijn behouden, en de hartenbrekers en nachtmerries zijn weggelaten.”