Haas is de oudste naam voor deze harige dieren – het is een woord zo oud als het Engels zelf. Hoewel haas soms door elkaar wordt gebruikt met konijn, zijn er verschillen die zowel met biologie als terminologie te maken hebben.
Een ‘jackrabbit’ is eigenlijk een haas, maar een ‘swamp hare’ is eigenlijk een konijn.
Haas stamt uiteindelijk af van het Oud-Engelse woord voor “grijs.” Konijn kwam in de 14e eeuw uit het Frans in de taal. Hoewel oorspronkelijk geclassificeerd als knaagdieren, behoren beiden nu tot de orde van de lagomorfen (van de Griekse woorden die “haas” en “vorm” betekenen), die van knaagdieren verschillen doordat ze twee rijen bovenste snijtanden hebben en herbivoor zijn. Hazen onderscheiden zich van konijnen door hun grotere omvang, langere oren, en langere achterpoten. Ook leven ze meestal alleen of met z’n tweeën in bovengrondse nesten, terwijl konijnen vaak met z’n twintigen in ondergrondse tunnels leven, die warrens worden genoemd.
Een ander belangrijk verschil tussen hazen en konijnen is de manier waarop hun jongen worden geboren: hazen worden bedekt met een vacht en met open ogen geboren, maar konijnen worden zonder vacht, blind en hulpeloos geboren.
Het feit dat ze soms moeilijk uit elkaar te houden zijn, komt ook tot uiting in bepaalde namen: een jackrabbit is eigenlijk een haas, maar een swamp hare is eigenlijk een konijn. Coney wordt soms gebruikt om een volwassen konijn aan te duiden, en de termen bok, hinde, en kitten of kit (voor respectievelijk mannelijke, vrouwelijke en jonge konijnen), hoewel correct, worden veel meer geassocieerd met andere zoogdieren.
Het moderne Franse woord voor “konijn,” lapin, verwijst naar een gecastreerd mannelijk konijn in het Engels. Bunny (betekent gewoon “konijn” of “een klein konijn”) komt van bun, een regionaal woord dat zowel voor “konijn” als “eekhoorn” werd gebruikt in Engeland en dat teruggaat tot tenminste de jaren 1500. Easter Bunny komt van Easter Hare, een vertaling uit het Duits van de term, alsook van de traditie – die minstens teruggaat tot het einde van de jaren 1600 – waarin een konijn met Pasen eieren en geschenken aan kinderen brengt. Konijnen en eieren waren beide symbolen van vruchtbaarheid en lente die het religieuze en het wereldlijke met elkaar verbonden met Pasen.
En wat die eieren betreft: die waren verboden tijdens de vastentijd. Daarom kookten de mensen ze en wachtten tot Pasen om ze te eten.