Een merkwaardig kenmerk van de Russische literatuur is dat de eerste roman die in de volkstaal verscheen geen origineel werk was, maar een vertaling uit het Frans – en dat pas in de 18e eeuw. Dat was minstens 200 jaar nadat de rest van Europa zijn kerkelijke tongval opzij had gezet: Dante prees de “welsprekendheid van de volkstaal” aan het begin van de 14e eeuw; Du Bellay bood een “Verdediging en Illustratie van de Franse Taal” in de 16e; en talen met veel minder sprekers – Nederlands, Portugees, Pools – hadden brede en vooraanstaande literaturen, terwijl de Russen alleen maar een aantal middeleeuwse heldendichten en devotionele werken hadden, geschreven in de kerkelijke taal, het Kerkslavisch.

Afbeelding

Benjamin MoserCredit…Illustration by R. Kikuo Johnson

Zelfs aan het eind van de 19e eeuw stonk het Russisch, zoals de lezers van Tolstoj weten, nog naar veen en toendra. Deftige mensen spraken Frans, en de verhouding van het Frans tot het Russisch in de 19de-eeuwse Russische roman biedt een ongemakkelijke metafoor voor de samenleving als geheel: een elegante vreemde taal die als een glinsterend membraan over de “echte” taal van het volk werd gespannen. Zoals de klassieke zuilengangen van Sint-Petersburg nooit helemaal het armzalige moeras verborgen waarop ze waren gebouwd, zo heeft de taal van Descartes nooit de gehallucineerde utopieën verdrongen die de dromen van de Slavische heiligen bevolkten.

Het Frans was de beschaving; het Russisch de ontevredenheid ervan. Een generatie vóór Freud schilderde Dostojevski – een favoriet van Freud – mensen af als wezens wier waanzin, lust en terreur slechts door een waas van sluiers in toom werden gehouden. De dorpsgek vermaant de grootse tsaar; de mooie prinses, terug uit Baden-Baden, strijkt giechelend langs de waarzeggende heks. In een land dat geen Renaissance kent, overspoelt het bijgelovige middeleeuwse dorp, met zijn donderslagen en voorgevoelens, onvermijdelijk het Gallische paleis. Het Rusland van Dostojevski en Poesjkin ligt op de loer in het steegje achter het landhuis, een materialisatie van het id.

In de ervaringen van de Russische schrijvers weerklonk hun specifieke nationale geschiedenis, maar er is niets bijzonders nationaals aan de vulkanische hartstochten die dreigen uit te barsten door de zorgvuldig onderhouden oppervlakken van elk menselijk leven. Dat zij de diepten verkenden, betekende niet dat de grote Russen hun schitterende oppervlakken verwaarloosden, waarvan de Fabergé glans hen onweerstaanbaar romantisch maakt, en ons het pathos van hun vernietiging doet voelen.

Toen die vernietiging kwam, zou het oppervlak – de erfenis van het Cartesiaans formalisme – de demonen op afstand houden. Leek het Frans een eeuw eerder nog een froufrou tierelantijntje, de visie van een humane cultuur waarvan het een symbool was, bood nu troost, hoe mager ook. Temidden van de stalinistische terreur is niets meer zelfbewust klassiek dan de gedichten van Akhmatova, die sonnetten schreef in het belegerde Leningrad; van Tsvetajeva, die vol verlangen en vasthoudend naar Griekenland keek; of van Mandelstam, die, in een voor de literatuurgeschiedenis uniek geval, zelfmoord pleegde door middel van een ode. Droeg Dostojevski de blijvende realiteit van het irrationele hoog in het vaandel, de 20ste-eeuwse dichters beschreven – maar weigerden te reflecteren – de chaos die hen opslokte, en klampten zich vast aan de vorm als aan een vitale leugen.

Joseph Brodsky schreef dat Rusland “de complexen van een superieure natie” combineerde met “het grote minderwaardigheidscomplex van een klein land”. In een natie die zo laat is aangekomen bij het banket van de Europese beschaving, maakt zijn mentaliteit ’s werelds grootste land vreemd provinciaals. Maar zijn kleinheid en grootsheid bieden een voor de hand liggende metafoor voor de uitersten van de menselijke psyche. “Ik kan alleen geleid worden door contrast,” schreef Tsvetayeva. In de acht tijdzones die zich uitstrekken tussen de galerijen van de Hermitage en de bevroren kuilen van Magadan, is er contrast genoeg. Het besef van deze onoverbrugbare afstand maakt van Russische boeken, op hun best, reflecties van het hele menselijke leven – en suggereert dat het oude cliché, de “Russische ziel,” het bijvoeglijk naamwoord zou kunnen verliezen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *