De wet van Weber, ook wel wet van Weber-Fechner genoemd, is een historisch belangrijke psychologische wet die de perceptie van verandering in een gegeven stimulus kwantificeert. De wet stelt dat de verandering in een stimulus die nog net waarneembaar zal zijn, een constante verhouding is van de oorspronkelijke stimulus. Aangetoond is dat de wet niet geldt voor extremen van stimulatie.
De wet werd oorspronkelijk gepostuleerd om onderzoek naar gewichtheffen te beschrijven door de Duitse fysioloog Ernst Heinrich Weber in 1834 en werd later toegepast op het meten van gewaarwordingen door Webers student Gustav Theodor Fechner, die op basis van de wet de wetenschap van de psychofysica ging ontwikkelen. Door een verband aan te geven tussen de geestelijke en de fysieke wereld, gaf de wet voor Fechner aan dat er eigenlijk maar één wereld is, de geestelijke. Voor anderen betekende de wet de mogelijkheid van een wetenschappelijke, kwantitatieve psychologie. Het gecombineerde werk van Weber en Fechner is nuttig geweest, vooral in het gehoor- en gezichtsonderzoek, en heeft invloed gehad op attitudeschalen en andere testen en theoretische ontwikkelingen.