Het woord sangha betekent “samenbrengen” in een groep en is het algemene woord voor “gemeenschap” in zowel Pali als Sanskriet. Het kan verwijzen naar een zwerm kraaien of een kudde herten, maar in de boeddhistische literatuur wordt het vooral gebruikt om te verwijzen naar de boeddhistische gemeenschap.
Het vaakst verwijst sangha naar de formele gemeenschap van monniken en nonnen, en als zodanig wordt het in het Engels vaak met een hoofdletter geschreven. Dit is vooral het geval wanneer het wordt genoemd als onderdeel van het “drievoudige juweel”: de Boeddha, de Dhamma en de Sangha (de Ontwaakte, zijn Onderricht en zijn Gemeenschap).
Traditioneel treedt men toe tot de Sangha door een formele handeling waarbij afstand wordt gedaan van alle bezittingen en wereldse relaties, en vervolgens “treedt men uit” in het dakloze leven van een monnik of non. Men scheert het hoofd kaal, trekt het gewaad van een bedelmonnik aan en leeft alleen van vrij aangeboden voedsel. Vroeger was dit gewoonlijk een levenslange verbintenis, maar tegenwoordig kan de inwijding tijdelijk zijn. In het oude India kwamen de leden van de Sangha twee keer per maand als gemeenschap bijeen, op de dagen van de volle en nieuwe maan, en reciteerden dan samen de uit het hoofd geleerde verhandelingen. Zij gaven ook openlijk toe dat zij de kloosterregels hadden overtreden (227 voor de monniken, 331 voor de nonnen).
De vroege boeddhistische gemeenschap bestond in feite uit vier delen, met toevoeging van een gemeenschap van lekenvolgelingen (letterlijk, zij die de leer horen), verdeeld in mannelijke en vrouwelijke aanhangers. De Boeddha wordt vaak afgebeeld als leraar van de “viervoudige vergadering”, omringd door monniken, nonnen, en mannelijke en vrouwelijke lekenvolgelingen. Men zou zich formeel bij de lekengemeenschap aansluiten door driemaal “Ik zoek toevlucht tot de Boeddha, de Dhamma en de Sangha” te zingen.
De laatste tijd is het woord sangha in het Westen nog breder verbreed, zodat het bijna iedereen omvat die belangstelling heeft voor boeddhistisch gedachtegoed en boeddhistische praktijk. Lokale tempels en retraitecentra verwijzen naar hun deelnemers als sangha-leden, en mensen zoeken aansluiting bij meditatiegemeenschappen of affiniteitsgroepen die zichzelf identificeren als sangha’s.
Ten slotte kan het woord worden uitgebreid om alle voelende wezens en zelfs alle bewoners van een verenigd ecosysteem te omvatten als leden van een enkele sangha. Deze inspirerende visie brengt een verhoogd gevoel van verbondenheid met zich mee, een grotere waardering van wederzijdse afhankelijkheid, en een gedeelde verantwoordelijkheid voor alle wezens om elkaar te respecteren en voor elkaar te zorgen.