Zeerminnen – de half-menselijke, half-vissige sirenen van de zee – zijn legendarische zeewezens die sinds mensenheugenis in maritieme culturen worden opgetekend. De oude Griekse epische dichter Homerus schreef over hen in De Odyssee. In het oude Verre Oosten waren zeemeerminnen de echtgenotes van machtige zeedraken en fungeerden ze als betrouwbare boodschappers tussen hun echtgenoten en de keizers aan land. De aboriginals van Australië noemen de zeemeerminnen yawkyawks – een naam die wellicht verwijst naar hun betoverende gezang.
Het geloof in zeemeerminnen is misschien al in het prille begin van onze soort ontstaan. Magische vrouwenfiguren duiken voor het eerst op in grotschilderingen in het late Paleolithicum (Stenen Tijdperk), zo’n 30.000 jaar geleden, toen de moderne mens de heerschappij over het land kreeg en, vermoedelijk, de zee begon te bevaren. Half-menselijke wezens, chimaera’s genoemd, komen ook veel voor in de mythologie – naast zeemeerminnen waren er wijze centauren, wilde saters en angstaanjagende minotaurussen, om er maar een paar te noemen.
Maar zijn zeemeerminnen echt? Er is nooit bewijs gevonden van aquatische mensachtigen. Waarom houden ze zich dan bezig met het collectieve onderbewustzijn van bijna alle zeevarende volkeren? Dat is een vraag voor historici, filosofen en antropologen.