Zintuiglijke taal
Mensen en dieren nemen de wereld waar via hun zintuigen; zo leren baby’s over de wereld voordat ze kunnen spreken of kritisch kunnen denken. Bij het schrijven is zintuiglijke taal een manier voor een schrijver om de lezer te helpen een beeld, beschrijving, actie of scène te zien of zich ermee te verbinden.
Zintuiglijke taal is taal die aansluit bij de vijf zintuigen (zicht, geluid, reuk, smaak, tastzin) om een beeld of beschrijving te creëren.
Zintuiglijke taal kan op twee verschillende manieren worden gebruikt: (1) om een beeld te creëren dat wij als lezers alleen bedoeld zijn om te zien (in plaats van te ervaren); (2) om een beschrijving te creëren die wij als lezers bedoeld zijn om te ervaren.
(1)Terwijl Beatrice het tuinpad afliep, was het waarneembaar dat ze de geur van verschillende planten, die haar vader het meest zorgvuldig had vermeden, vasthield en inhaleerde.
De verteller schept een beeld van Beatrice die het pad afloopt. In plaats van gewoon te zeggen “Beatrice liep over het pad” gebruikt de auteur zintuiglijke woorden (waarneembaar, gehanteerd, ingeademd, geur). Hoewel het niet de bedoeling is dat wij als lezers de aanraking en de geur van de planten ervaren zoals Beatrice dat doet, is het wel de bedoeling dat we haar zien aanraken en ruiken. In dit geval wordt de zintuiglijke taal gebruikt om de lezer te helpen de scène beter te zien.
Laten we eens kijken naar een ander voorbeeld!
(2) “Trouwens,” zei de professor, terwijl hij onwennig om zich heen keek, “wat is dat voor een bijzondere geur in uw appartement? Is het het parfum van uw handschoenen? Het is flauw, maar heerlijk, en toch, uiteindelijk, in geen geval aangenaam. Als ik het lang zou inademen, denk ik dat het me ziek zou maken. Het is als de adem van een bloem.”
In dit tweede voorbeeld is het de bedoeling dat we ons de geur die de professor beschrijft, voorstellen (of ervaren). De geur wordt ons beschreven door de woorden van de professor: vaag, heerlijk, niet aangenaam, misselijkmakend, adem van een bloem. Uit zijn woorden kunnen we opmaken dat de Professor aan de lucht ruikt, maar de verteller heeft nooit gezegd “de Professor stopte en inhaleerde door zijn neus en stelde toen een vraag.” We zien zijn reactie op de geur, en ook hoe hij denkt dat het ruikt.
Laten we elk zintuig afzonderlijk bekijken!
Aanraking: Zintuiglijke taal die geassocieerd wordt met aanraking kunnen woorden zijn als glad, ruw, nat, of droog, maar het kunnen ook woorden zijn die het idee van aanraking of textuur oproepen: zijde, wol, ijs, glas, warm, koud. Zintuiglijke taal kan een beeld van aanraking opbouwen (bijvoorbeeld wanneer twee personages elkaar voor het eerst in een verhaal aanraken, of wanneer een personage een ander personage vastgrijpt). Denk eraan: de schrijver kan woorden gebruiken die zich richten op aanraking of een beeld van aanraking opbouwen.
Voorbeeld: Hij kon het boeket dat verdorde in haar greep niet helemaal vergeten.
Voorbeeld: Haar ijzeren vingers grepen strak om zijn overhemdsmouw; hij zat gevangen.
Smaak: Zintuiglijke taal die geassocieerd wordt met smaak kunnen woorden zijn als zoet, pittig, bitter of droog, maar ook woorden die specifieke smaken oproepen als citroen, kaas, melk, metaal, munt, honing, enz.
Geur: Zintuiglijke taal die geassocieerd wordt met geur of reuk (olfactorisch), kunnen woorden zijn als sterk, vaag, stoffig, muf, bloemen, bakken, (woorden die een sterke verbinding hebben met het reukzintuig), maar het kunnen ook woorden zijn die geuren opwekken maar moeilijk te beschrijven zijn (de geur van regen, vuur, brandend rubber, baby’s).
Zicht: Zintuiglijke taal die geassocieerd wordt met zicht kan een beetje lastig zijn. Meestal zien we wat er in een verhaal gebeurt omdat de verteller ons een beschrijving geeft. De schrijver kan zeggen dat een personage naar een ander personage keek, of dat een personage iets zag. De schrijver kan ook beschrijven hoe een personage eruit ziet, of hoe een personage iets ziet (in elk van die gevallen worden woorden gebruikt als kijken, zien, toekijken, staren, gapen, etc.)
Exemplaar: Giovanni staarde naar beneden in de tuin. (De lezer ziet Giovanni staren.)
Voorbeeld: Er was een lange, uitgemergelde, vale en ziekelijk uitziende man, gekleed in een geleerdengewaad van zwart. Hij was de middelbare leeftijd voorbij, met grijs haar, een dunne grijze baard, en een gezicht dat uitzonderlijk gekenmerkt werd door intellect en cultivatie, maar dat nooit, zelfs niet in zijn jeugdiger dagen, veel warmte van hart had kunnen uitdrukken. (De verteller beschrijft het uiterlijk van een oude man; het is de bedoeling dat de lezer de oude man ziet.)
Geluid: Zintuiglijke taal geassocieerd met geluiden en het gehoor kunnen woorden zijn als horen, geluid, schor, of toonhoogte, maar het kunnen ook woorden zijn die gewoon een geluid overbrengen zoals gorgelen, zoemen.
Ex: een beetje gorgelend geluid
Ex: hij hoorde een geritsel achter een scherm van bladeren.
Ex: de telefoon zoemde obsequent met een lage gedempte stem op zijn tafel.
Omdat geluid nauw samenhangt met trilling, zullen schrijvers vaak aanraking combineren met beschrijvingen van geluid.
Ex: zijn voetstappen hielden gelijke tred met het bonzen van zijn hersenen