Murray Bowen (Lucius Murray Bowen) werd in 1913 als oudste van vijf kinderen geboren en groeide op in het stadje Waverly, Tennessee, waar zijn vader enige tijd burgemeester was.Bowen behaalde in 1934 zijn B.S. aan de Universiteit van Tennessee in Knoxville. Hij behaalde zijn MD in 1937 aan de Medical School van de Universiteit van Tennessee in Memphis. Daarna liep hij stage in het Bellevue Hospital in New York City in 1938 en in het Grasslands Hospital, Valhalla, New York, van 1939 tot 1941. Van 1941 tot 1946 deed hij zijn militaire opleiding gevolgd door vijf jaar actieve dienst bij het leger in de Verenigde Staten en Europa. Tijdens de oorlog, terwijl hij met soldaten werkte, veranderde zijn interesse van chirurgie naar psychiatrie. Hoewel hij was aangenomen voor een post-militaire fellowship in chirurgie aan de Mayo Kliniek, begon hij in 1946 bij de Menninger Stichting in Topeka, Kansas, als fellow in psychiatrie en persoonlijke psychoanalyse. Deze psychiatrische opleiding en ervaring duurde tot 1954.
Van 1954 tot 1959 werkte Bowen aan het National Institute of Mental Health, Bethesda, Maryland, waar hij verder ging met het ontwikkelen van de theorie die naar hem genoemd zou worden: Bowen Theorie. In die tijd was gezinstherapie nog slechts een bijproduct van de theorie. Bowen deed zijn eerste onderzoek naar ouders die leefden met één volwassen schizofreen kind, waarvan hij dacht dat het een paradigma kon bieden voor alle kinderen. Na het definiëren van het gebied van de gezinstherapie begon hij nieuwe concepten te integreren met de theorie, waarbij hij opmerkte dat niets van dit alles eerder was behandeld in de psychologische literatuur. Zijn benadering kreeg nationale aandacht binnen twee jaar na de introductie.
Van 1959 tot 1990 werkte hij aan het Georgetown University Medical Center in Washington DC als klinisch professor aan de afdeling psychiatrie, en later als directeur van familieprogramma’s en oprichter van een Family Center. Hij had een halftijdse onderzoeks- en onderwijsaanstelling. Zijn onderzoek richtte zich op menselijke interacties in plaats van symptomatische hokjes. Bowen richtte zich zelfs op de prodromale toestanden die voorafgaan aan medische diagnoses. Voor Bowen werd elk concept uitgebreid, en verweven met lichamelijke, emotionele, en sociale ziekte. Bowen bekritiseerde de voorliefde van de psychiatrie voor het diagnosticeren en behandelen van geestesziekten als van beperkt nut en uiteindelijk een doodlopende weg. Dit nieuwe werk ging verder dan andere familiesysteem theorieën, en stond in schril contrast met de Freudiaanse theorie.
Naast zijn onderzoek en onderwijs had Bowen nog andere aanstellingen bij de faculteit en consultancies. Hij was gasthoogleraar aan verschillende medische faculteiten, waaronder aan de Universiteit van Maryland van 1956 tot 1963 en aan het Medical College of Virginia in Richmond van 1964 tot 1978. Hij was fellow voor het leven bij de American Psychiatric Association en bij de American Orthopsychiatric Association, en lid voor het leven bij de Group for the Advancement of Psychiatry. Hij was lid van de American Board of Psychiatry and Neurology in 1961 en eerste president bij de American Family Therapy Association.
Murray Bowen ontving meerdere onderscheidingen en erkenningen, waaronder:
- 1978-1982, Initiator en eerste president, American Family Therapy Association.
- 1985 juni, Alumnus van het jaar, Menninger Foundation.
- 1985 december, Faculteit, Evolutie van Psychotherapie Conferentie, Erickson Stichting, Phoenix,
- 1986 juni, Afstudeerspreker, Menninger School of Psychiatry,
- 1986, Certificaat van de gouverneur, Tennessee Homecoming ’86, Knoxville.
- 1986 oktober, Distinguished Alumnus Award, University of Tennessee-Knoxville.
Bowen was de eerste voorzitter van de American Family Therapy Association van 1978 tot 1982. Hij overleed in 1990 aan longkanker.
In november 2002 werden de papieren van Bowen geschonken aan de Amerikaanse National Library of Medicine. De collectie van 125 dozen is elders opgeslagen.